Kabinet wil graslandnorm van 0,35 hectare grasland per GVE vanaf 2032
De minister wil de graslandnorm geleidelijk invoeren. Hij stelt voor om twee tussenliggende normen op te nemen in de mestwet: 0,2 hectare grasland per GVE vanaf 1 januari 2028 en 0,25 hectare grasland per GVE vanaf 1 januari 2030. Voor de norm telt in ieder geval al het grasland behorende bij het bedrijf (pacht, huur, eigendom) dat zich binnen een bepaalde afstand van de productielocatie van het bedrijf bevindt. Deze afstand zal zodanig gekozen worden dat deze voldoende effect heeft op de waterkwaliteit.
Geen alternatief voor graslandnorm
Bij het uitwerken van een wetsvoorstel zal de minister beoordelen of er ruimte gelaten kan worden in de wetgeving, nadat de graslandnorm is ingevoerd en de KRW-doelen zijn behaald, voor alternatieven voor de graslandnorm onder voorwaarde dat die een gelijk effect hebben op de waterkwaliteitsdoelen. Op dit moment ziet het kabinet nog geen gelijkwaardig alternatief voor de graslandnorm.
De graslandnorm moet de mestproductie en mestplaatsing op bedrijfsniveau meer in evenwicht brengen en de waterkwaliteit verbeteren, schrijft Adema in de Kamerbrief. ‘De waterkwaliteit is in Nederland nog niet op orde: de doelen in het kader van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water zijn nog niet overal gerealiseerd. Grasland speelt een cruciale rol in de gewenste verbetering van de waterkwaliteit. Meer grasland op het bedrijf zorgt voor minder uitspoeling van nutriënten, minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vergeleken met andere gewassen, en draagt tevens bij aan het behalen van andere doelen zoals natuur, klimaat (koolstofvastlegging), het sluiten van kringlopen, biodiversiteit, dierenwelzijn (weidegang) en behoud van het cultuurhistorische landschap. Door het vervallen van de derogatie, inclusief de daaraan gekoppelde voorwaarde van 80 procent grasland, komt het aandeel grasland onder druk te staan.’
Noord-Brabant en Limburg
Het invoeren van een graslandnorm zal niet direct de mestmarkt beïnvloeden, maar het zal volgens minister Adema ‘wel een toekomstperspectief schetsen voor de melkveehouderij, waarbij mestproductie en mestplaatsingsruimte op bedrijfsniveau meer in balans zullen zijn.’
De bewindvoerder verwacht dat de normen haalbaar zijn voor veel regio’s. ‘Er zijn ook regio’s waar op dit moment de veebezetting relatief hoog is en onvoldoende grasland, dan wel grond beschikbaar is. Dit speelt met name in Noord-Brabant en Limburg. Juist in deze gebieden draagt grasland bij aan het behalen van de doelen op het gebied van water en biodiversiteit, en is het belangrijk dat de melkveehouderij als drager van het landschap behouden blijft. Het kabinet realiseert zich dat het invoeren van een graslandnorm in bepaalde gebieden met een intensieve melkveehouderij grote gevolgen kan hebben. Door deze aankondiging en de gefaseerde invoering van de normen worden bedrijven in staat gesteld beslissingen te nemen over de toekomst van hun bedrijf: aanpassen aan de wettelijke normen, extensiveren (meer grasland of minder dieren) of stoppen.’