Wageningse hoogleraren willen stikstofknoop ontwarren met nieuw integraal visiestuk
„Het huidige beleid is onvoldoende effectief voor zowel het terugdringen van emissies als voor het bieden van een concreet toekomstperspectief aan boeren.“ Het is een conclusie die de Wageningse hoogleraren Wim de Vries, Gerard Ros, Roel Jongeneel en Martin van Ittersum heeft doen besluiten om dan een nieuw perspectief te schrijven. De professoren concluderen dat het stikstofmodel Aerius op bedrijfsniveau niet effectief en deugdelijk kan worden ingezet, dat beleid om de waterkwaliteit te verbeteren maar gedeeltelijk werkt, of zelfs contraproductief is (zoals de generieke aanleg van teeltvrijer zones en de kalenderlandbouw). En PAS-melders zijn nog steeds niet gelegaliseerd. Kortom, de huidige aanpak loopt vast.
In het rapport ‘Gebieds- en bedrijfsgerichte handelingsperspectieven voor een duurzame landbouw in Nederland’ stellen zij daarom een aanpak voor die volgens hen wel werkt. Die aanpak is gericht op het stellen van doelen op bedrijfsniveau, regionaal maatwerk om de problemen daar aan te pakken, een economisch perspectief voor de sector en dat perspectief versterken door overheidsbetalingen voor groene diensten en door de consument meer voor zijn voedsel te laten betalen.
Integrale aanpak met doelen per bedrijf
De Vries en zijn collega’s pleiten voor een integrale aanpak, waarbij de focus niet alleen op stikstof ligt, maar ook op de uitstoot van broeikasgassen, op de bodemkwaliteit en op de kwaliteit en kwantiteit van oppervlakte- en grondwater. Voor al deze elementen zouden doelen per bedrijf moeten worden gesteld, waar boeren dan op kunnen sturen.
Voor grondgebonden landbouw zou dan bijvoorbeeld landelijk of per provincie landbouwgrond een uitstootnorm voor ammoniak per hectare kunnen worden vastgesteld, voor intensieve veeteelt een soortgelijke norm per dier. Voor de andere doelen gebeurt dan hetzelfde.
Die norm zou dan landelijk, of per provincie, moeten gelden, en gelijk zijn voor alle bedrijven. Enkel de bedrijven die op minder dan 500 meter van een natuurgebied liggen krijgen met strengere stikstofnormen te maken, want volgens de professoren slaat de meeste stikstof binnen die afstand neer.
Boeren aan de slag
Boeren kunnen daarmee zelf bepalen hoe ze die doelen bereiken. Technische en managementmaatregelen sluiten de hoogleraren daarbij expliciet niet uit, hoewel ze verwachten dat die alleen niet altijd voldoende zullen zijn om de doelen te halen. Zo zal met dergelijke maatregelen de uitstoot van stikstof met hooguit een derde kunnen worden verminderd, stellen ze. Maar in een aantal provincies - met name in Utrecht, Friesland, Gelderland en Overijssel - is de opgave bijna twee keer zo groot, en zal de veestapel dus ook moeten krimpen om de doelen te halen.
Provincies aan de slag
Provinciale overheden moeten daarbij aan de slag om de bedrijfsstrategie van de boeren te laten aansluiten op de opgaven die in de provincie liggen, en maatregelen inzetten die aansluiten op de lokale gebiedskenmerken. Want de opgaven rond ammoniakuitstoot, bodemdaling, grondwaterkwantiteit en -kwaliteit, en andere zaken, verschillen van provincie tot provincie, en de aanpak daarvan zal dus ook per provincie (en per regio binnen die provincie) moeten verschillen. In het ene geval kunnen zaken worden opgelost met een verbeterde managementaanpak op de boerderij, in het andere zou de provincie moeten sturen op een aanpassing van de landbouwstructuur binnen een gebied.
Emissiedoelstellingen per jaar verlagen, via rechten
De hoogleraren gaan specifiek in op de aanpak van ammoniak- en broeikasgasemissies. Zij stellen voor om boeren verhandelbare rechten te geven voor deze emissies. Die rechten zouden voor elk bedrijf gelijk moeten zijn aan de huidige uitstoot. Boeren die efficiënter werken kunnen die rechten dan verkopen en zo hun efficiëntie te gelde maken. Of ze kunnen die rechten aanhouden voor de toekomst.
Want in de loop van de tijd zouden die rechten gedeeltelijk vervallen - de hoeveelheid uit te stoten emissie per recht wordt van jaar tot jaar minder. Op die manier moeten boeren steeds efficiënter gaan werken, of hun activiteiten gedeeltelijk afbouwen.
Markt en overheid betalen
Het plan leidt tot hogere kosten en minder eindproducten voor de boer. Die verloren inkomsten moeten dus op een andere manier worden goedgemaakt, vinden de professoren. Aan de ene kant doordat de overheid gaat betalen voor de groenblauwe diensten die de boer levert, aan de andere kant door consumenten meer te laten betalen voor de producten die ze kopen, en dat geld bij de boer terecht te laten komen.
In een toelichting op het plan in de Volkskrant stelt De Vries dat men zich moet realiseren dat niet de boer, maar de burger het probleem heeft veroorzaakt. De samenleving heeft de boer gedwongen om goedkoop voedsel te leveren, en dat is ten koste gegaan van natuur, klimaat en waterkwaliteit. Als de boer die dingen moet verbeteren, vindt de hoogleraar, dan zal de burger daar weer voor moeten betalen.