Landbouwakkoord werkte met twee varianten voor graslandnorm
In het Landbouwakkoord dat vorige week op de valreep klapte staat dat ondernemers vanaf 2030, bij volledig werkende Afrekenbare Stoffenbalans (ASB) de keuze krijgen om te voldoen aan een verhoging van de graslandnorm van XX naar XX of te voldoen aan de doelen met een gevalideerde Afrekenbare Stoffenbalans met een graslandnorm van XX.
In het conceptakkoord staat dat ‘de melkveehouderij een beweging maakt naar grondgebondenheid die stuurt op de verhouding tussen grond en dieren. Grasland wordt daarbij centraal gesteld. Het in stand houden van goed beheerd (blijvend) grasland draagt bij aan natuur, biodiversiteit, waterkwaliteit en klimaatdoelstellingen’.
In het document dat vrijdag naar de Tweede Kamer is gestuurd zijn twee varianten opgenomen om de grondgebondenheid van de melkveehouderij te borgen. Ondernemers krijgen op termijn de mogelijkheid om te kiezen voor een verhoging van de graslandnorm of op hetzelfde niveau te blijven met ondersteuning van een werkende stoffenbalans.
Variant 1
In Variant 1 gaa er vanaf 1 januari 2027 graslandnormen gelden. Deze norm loopt op in de jaren;
- 0,25 ha per GVE vanaf 2027 (4 GVE per ha)
- 0,30 ha per GVE vanaf 2030 (3,33 GVE per ha)
- 0,35 ha per GVE vanaf 2032 (2,8 GVE per ha)
Het grasland dat meetelt voor de norm is al het grasland dat binnen 20 kilometer van de productielocatie van het bedrijf op grond waarover het melkveebedrijf zelf kan beslissen en het feitelijk gebruik heeft, zoals eigendom, huur en pacht. Onder de norm vallen zowel melk- en kalfkoeien als vrouwelijk jongvee en weide- en zoogkoeien. Bij ondernemers met een volledige werkende ASB kan vanaf 2030 de graslandnorm van 0,30 ha per GVE blijven gelden.
Ondernemers die niet voor de volledig werkende ASB kiezen zullen aan de norm van 0,35 ha per GVE moeten voldoen vanaf 2032.
Variant 2
In Variant 2 kunnen melkveehouders gebruik maken van gewassen met een vergelijkbare uitspoeling als gras en voor de beschikbaarheid van water voor beregening van grasland. Bij deze variant loopt ook de graslandnorm vanaf 1 januari 2027 op:
- 0,25 ha per GVE vanaf 2027 (4 GVE per ha)
- 0,33 ha per GVE vanaf 2030 (3 GVE per ha)
Voor melkveehouders met een volledig werkende ASB kan voor deze variant vanaf 2030 de graslandnorm van 0,25 ha per GVE blijven gelden.
Mestverwerkingsplicht
Verder staat in het conceptakkoord te lezen dat voor bedrijven die niet te maken krijgen met grondgebondeneisen of de graslandnorm de verplichting om hun overschotmest te verwerken stapsgewijs zal worden verhoogd met stappen in 2027, 2030 en 2032.
Voor de concentratiegebieden Zuid en Oost zou volgens het conceptakkoord alle overschotmest (100 procent) vanaf 2032 moeten worden verwerkt. Voor de overige gebieden zou dit een lager percentage zijn. De biologische sector zou uitgezonderd zijn van de mestverwerkingsplicht.
In het conceptakkoord wordt ervan uitgegaan dat de veestapel tot 2035 met ongeveer 25 tot 30 procent krimpt ten opzichte van 2021 als gevolg vrijwillige stoppers en afroming van productierechten bij overdracht. Volgens de opstellers van het akkoord is dit nodig om de landbouw toekomstbestendig en duurzaam te maken.