LTO: Nog forse stappen op vier terreinen nodig voor Landbouwakkoord
LTO Nederland heeft haar leden via een collectieve brief geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het Landbouwakkoord. Wat de belangenorganisatie betreft zijn er vier onderwerpen waarop nog forse stappen moeten worden gezet.
Langjarige contracten
Zo vindt LTO het van belang dat landschapsdiensten en agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) wordt vastgelegd in langjarige contracten. Met een looptijd tot 18 jaar, waarbij de financiering ook langjarig verzekerd is. Als tweede punt wil LTO bescherming van boeren die door willen gaan.
Emissies bedrijfsspecifiek
Op het gebied van mest en grondgebondenheid is LTO ten derde voorstander van beleid dat kijkt naar bedrijfsspecifieke emissies. ‘Die kunnen worden gemeten en daarop kunnen boeren sturen. Wat ons betreft moet dit worden uitgewerkt in een ‘afrekenbare stoffenbalans’: laat boeren en tuinders weten welke doelen ze moeten bereiken en geef hun ruimte om daar zelf invulling aan te geven.’
Verkeerd spoor
Dit thema is volgens LTO aan de onderhandelingstafel nog volop in beweging. ‘Het kabinet kijkt helaas naar de introductie van nieuwe, sturende middelvoorschriften als GVE- en graslandnormen. Wij vinden dat het kabinet volledig op het verkeerde spoor zit met die norm.’
PAS-melders
Het proces rondom de PAS-melders en interimmers is het vierde en laatste thema waarop volgens LTO nog veel werk verricht moet worden. ‘Voor LTO is het een harde randvoorwaarde dat PAS-melders en interimmers zicht hebben op legalisatie.’
Laatste sessie
Hoewel de voorstellen op deze thema’s nog niet voldoende zijn, heeft het kabinet er volgens LTO voor gekozen om nu al een (eerste) doorrekening uit te laten voeren. Onder meer door het Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Dit zal twee à drie weken in beslag nemen. Pas daarna komt de hoofdtafel weer bijeen. Wat LTO betreft moet dat dan ook echt de laatste sessie zijn. ‘Tegelijkertijd zullen we ook de komende weken in gesprek blijven; met andere agrarische organisaties, met het ministerie van LNV en ook intern met onze eigen sectoren en vakgroepen. Voor dit moment is het kabinet aan zet.’