Het perspectief van Roy Meijer: Perspectief maken we zelf

Beste collega’s en beste lezers,
Mijn visie op perspectief is dat we dat zelf maken. Maar daarvoor hebben we duidelijke kaders nodig!
Aanbodgericht denken
Het huidige landbouwbeleid demotiveert nogal. Ook jonge boeren en tuinders overwegen inmiddels het bijltje erbij neer te gooien. Terwijl er strikte kaders zijn voor natuur- en milieubeleid, ontbreken die kaders waar het op de agrofoodketen aankomt. Daar gaat het mis. Wie ingrijpend natuurbeleid wil, moet ook de commerciële keten helpen zich aan te passen en niet denken dat die economische kant ‘het maar even moet regelen’.
De doelstelling dat 15 procent van het landbouwareaal biologisch moet zijn in 2030, is hiervan een mooi voorbeeld. Is hier een markt voor? Zo niet, dan maar bijmengen hebben we gelezen! Maar wil de consument hier dan wel voor betalen? En hoe voorkom je dat biologische producten uit oosten van de EU, met een lagere kostprijs, onze biologische producten hierin verdringen? Wel denken in aanbod, maar niet denken in vraag is levensgevaarlijk voor onze ketens!
Perspectief kan niet zonder visie
Een overheid kan geen commercieel-economisch perspectief maken. Dat moet ontstaan tussen verschillende actoren. Ik zeg het altijd zo: de overheid bepaalt wat ik mag, de bank wat ik kan, de markt wat ik verdien, en kijkend naar die drie kies ik hoe ik met mijn bedrijf omga. Perspectief is dan ook een dynamisch proces tussen die verschillende pijlers. Dat proces heb ik nodig als jonge boer of tuinder om er over 15 jaar nog te zijn. De vraag is niet wat het perspectief is, maar met welk proces we het laten ontstaan.
Ongeveer 50 procent van alle Nederlandse boeren en tuinders is 55 jaar of ouder. Meer dan de helft hiervan heeft geen opvolger, maar belangrijke delen van hun grond en rechten blijven wel in de markt. Wij, jonge boeren en tuinders, zijn over vijftien jaar pas op de helft van onze ondernemerscarrière en willen weten wat we met die grond en rechten kunnen. Niet onze ouders, maar wij geven straks het Nederlandse landschap vorm en worden toeleveranciers van de verwerkende industrie en retail, zowel nationaal als internationaal. Welke ruimte krijgen wij om ons perspectief zelf te maken met hen? En welke ruimte krijgen zij? Welk creatief ondernemerschap staat de overheid de keten toe?
Deze cruciale vragen kunnen alleen beantwoord worden als de overheid, de voedselketen en de jonge boeren en tuinders de ruimte en de tijd hebben om een gedeelde commercieel-economische waarheid te ontwikkelen. Dit denkproces begint met de vraag: wat is, zowel nu als in de toekomst, de functie en meerwaarde van onze land- en tuinbouw op wereldwijde, Europese, nationale en regionale schaal? Jonge boeren en tuinders moeten in de antwoorden niet alleen een toekomst en trots vinden op hun werk, maar ook een visie op welk niveau wat nodig is om als land- en tuinbouw nog van toegevoegde waarde te blijven zijn. Je legt hiermee als sector je bestaansrecht vast voor de komende vijftien tot twintig jaar. Het proces van het landbouwakkoord is hiervoor een mooie testcase.
Vervolgens duidelijke kaders
Nadat de bovenstaande visie er is, zijn er voor jonge ondernemers duidelijke kaders nodig op de volgende vijf thema’s:
- Verdienvermogen: Wat hebben we nodig om geld te blijven verdienen, zodat we de gezamenlijke opgestelde visie kunnen realiseren?
- Beschikbaarheid van grond: Hoeveel grond hebben we nodig om onze gezamenlijke visie te realiseren en hoe komen we hieraan?
- Juridische zekerheid: Hoe borgen we juridische zekerheid voor onze boeren en tuinders, zodat onze bedrijven ook vergunningtechnisch bestaanszekerheid krijgen en houden?
- Versnellen van verduurzaming: Hoe versnellen we in hoog tempo duurzamere productie, zodat we onze bijdrage aan de maatschappelijk gestelde opgaves beter kunnen realiseren en onze concurrentiepositie in de wereld als koploper doorontwikkelen?
- Ondersteuning bedrijfsovername en ontwikkeling carrièremogelijkheden: Hoe zorgen we dat de Nederlandse land- en tuinbouw aantrekkelijk is om in te werken en ondernemen, gezien het geringe aantal bedrijfsopvolgers en aanstormende jonge arbeidskrachten?
De antwoorden op de gestelde vragen bieden duidelijke kaders en dat is nodig. Om te beginnen om de discussie over de hernieuwde ruimtelijke ordening van Nederland zinvol te voeren met andere sectoren en overheden, zowel landelijk als provinciaal. Ook bieden deze kaders een duidelijke stip, die ervoor zorgt dat je in gezamenlijkheid een strategie kan ontwikkelen met een sterke structuur waarin benodigd beleid borgt en uitvoert. Denk hierbij als voorbeeld aan vernieuwde vormen van de productschappen van weleer. Daarnaast functioneren de kaders als betrouwbare waarden en uitgangspunten waarbinnen ondernemers hun keuzes gaan maken. We beslissen eigenhandig als zelfstandige ondernemers hoe we omgaan met een contant veranderende wereld en of we kansen zien. Ook stoppen of emigreren en elders investeren zijn keuzeopties. Ontwikkeling en ondersteuning hiervan is cruciaal voor diegenen die wel in Nederland blijven ondernemen in onze prachtige land- en tuinbouw.
Conclusie
Met of zonder een landbouwakkoord; wie een perspectiefvolle toekomst wil ontwikkelen voor onze prachtige sector, ontkomt niet aan dit gezamenlijke denkproces tussen primaire producent, voedselketen en vervolgens de overheid.
Veel heil en zegen gewenst in 2023
Roy Meijer
Tekst: Roy Meijer
Beeld: NAJK