Het perspectief van Krijn Poppe: Perspectieven voor de landbouw zijn goed, maar uitdagend.
Perspectief in de Parkstad Nederland
Afgelopen 75 jaar hebben we een agribusiness-cluster opgebouwd met indrukwekkende prestaties, waaronder voor meer dan 100 miljard aan export en een toegevoegde waarde van 7 procent van onze economie. Het heeft ook gezorgd voor goedkoop voedsel, zodat Nederlanders nog maar 12 procent van hun inkomen aan eten uitgeven. Dit succes is met veel veranderingen gepaard gegaan. Zo moesten landarbeiders en boerenzonen wat anders gaan doen en werd het paard vervangen door de tractor, de plaatselijke coöperatie door een multinational.
Dit cluster heeft ook voor de toekomst een uitstekend perspectief. We hebben goede gronden en een goed klimaat. Weliswaar verandert elk jaar 1 procent van het areaal van bestemming, maar dat is niets nieuws. Er blijft 1,5 miljoen hectare landbouwgrond die bescherming geniet. Onze stadsbewoners willen die open ruimte tussen de steden graag handhaven. We zitten ook dicht bij de havens en kennisinstellingen, te midden van miljoenen innovatieve consumenten. Veel bedrijven doen ook zaken met boeren over de grens. Kortom met het perspectief van het cluster zit het wel goed.
Net als in het verleden geldt dat niet automatisch voor alle boeren die van dat cluster afhankelijk zijn, want de schaalvergroting zal onverminderd doorgaan. Er zijn steeds meer bedrijven met 300 hectare en een lage kostprijs; de internationale markten en de robottechnologie dwingen ons via natuurlijk verloop op lange termijn naar maar 5.000 boeren. Toch hoeft dat juist in de Parkstad Nederland niet zo snel te gaan, het is hier geen Mid-West van de VS. De steden hebben ook behoefte aan diensten: publieke zoals landschapsbeheer, waterberging, etcetera, en private zoals zorg, recreatie en lokale producten.
De wereld verandert
Tegelijk is duidelijk dat de wereld verandert. De afgelopen 75 jaar richtte de innovatie zich op kostprijsverlaging en meer productie. Dat gaat veranderen. Nog goedkoper voedsel, zodat consumenten meer geld overhouden voor een nieuw mobieltje of extra vliegvakantie, is niet nodig. Dat sommigen nu helaas van de voedselbank afhankelijk zijn, is een inkomensprobleem, geen prijsprobleem. We zullen onze innovatie moeten richten op de uitdagingen voor de komende 25 jaar: klimaatsverandering, teruglopende biodiversiteit en te dure gezondheidszorg die met levensstijl (en dus voeding) samenhangt. Het perspectief ligt in het oplossen van die uitdagingen. Wie wil behouden wat hij heeft, zal moeten veranderen.
We streven daarbij naar een level playing field met andere landen, maar laten we eerlijk zijn: de rijke stedelingen in het waterrijke Nederland zullen hogere eisen stellen dan inwoners van Polen. En we zijn in sommige regio’s toch al veel intensiever, met meer emissie per hectare dan in andere landen. De buren te goedkoop voedsel, wij de emissies is niet meer acceptabel.
75 jaar geleden waren overheid en bedrijfsleven het grotendeels eens over de strategie: kostprijsverlaging voor de export via specialisatie en schaalvergroting. Dat was succesvol maar levert nu ook nadelen voor het milieu op. Overheid en bedrijfsleven zijn daarmee tegenover elkaar komen te staan, ondanks het feit dat er door boeren al enorme milieuprestaties zijn geleverd. Ik wil graag terug naar de situatie van 75 jaar geleden waarin overheid en bedrijfsleven het roerend eens zijn over een strategie die perspectief biedt en boeren de waardering brengt waar ze al lang recht op hebben: laten we met wat minder volume gaan voor de duurzaamste productie met de hoogste prijs. Hoe beter ons dat lukt, hoe meer productie er mogelijk is, hoe minder snel de schaalvergroting hoeft te gaan.
Hulp
Een nieuwe strategie betekent een reorganisatie. Daar gaat de overheid bij helpen met een helder proces. Dit kabinet trekt 24 miljard (10 keer het boereninkomen in de veehouderij) uit om dat samen te regelen. Die hulp komt in de volgende vorm:
- Per gebied wordt gekeken wat de eisen zijn aan duurzame productie, worden die vertaald naar het individuele bedrijf (gebouwen en percelen) en worden die vastgelegd in een nieuwe omgevingsvergunning, zodat boeren weten waar ze tot 2040 met tussendoelen naar toe koersen.
- Er komt een digitaal managementdashboard met indicatoren zoals de stoffenbalans, waarmee certificering mogelijk is, zodat investeringen in duurzame oplossingen meetellen.
- 10 miljard euro wordt uitgetrokken voor de inkoop van emissierechten vooral in gebieden met te veel uitstoot. We gaan weer afromen en verbieden extern salderen. Boeren die denken dat hun taakstelling niet haalbaar is kunnen tot midden 2024 hun rechten tegen betaling inleveren. Bij het overtreden van de omgevingsvergunning vervallen ook de rechten.
- Nog eens 10 miljard euro wordt besteed aan publieke diensten als waterberging, landschapsbeheer etc. Dat is voor een half miljoen hectare een bedrag van € 1.000,- gedurende 20 jaar.
- 4 miljard euro wordt nog gereserveerd om maximaal 500 bedrijven die midden in natuurgebieden helemaal klem zitten, uit te kopen.
- In sommige gebieden zal een landinrichtingsproces met kavelruil nuttig zijn.
- Zodoende gaat de duurzaamheid komende jaren fors omhoog en kunnen de afzetorganisaties de prijzen verhogen voor de duurzaamste boeren. Die afzetorganisaties krijgen een verplichting tot duurzaam inkopen als niet-vrijblijvende bijdrage.
Dit perspectief geeft ondernemers duidelijkheid om zelf hun verdienmodel aan te passen. Een keuze tussen schaal vergroten, of meer diensten verlenen. Of op termijn stoppen, dat is net als in het verleden geen schande. Kortom: de perspectieven zijn goed maar uitdagend. Ik doe een beroep op alle ondernemers de schouders onder onze nieuwe strategie te zetten: de duurzaamste productie met de hoogste prijs.
Tekst: Krijn Poppe
Beeld: Ellen Meinen