Begroting LNV weerspiegelt coalitie-akkoord
De landbouwbegroting is nog nauwelijks gepresenteerd of ze voelt al gedateerd aan. Het document spreekt nog over een perspectiefbrief die begin september komt, en rept met geen woord over het verlies van derogatie. Integendeel, het noemt het Zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn, dat ‘dient als basis voor gesprekken over een nieuwe derogatie vanaf 2022’.
Desondanks is er wel een richting te zien. Of liever gezegd, de begroting concretiseert de richting die de regering al had uitgezet in het coalitieakkoord van begin dit jaar. Het beleidsstuk herhaalt het voornemen van het kabinet om de problemen rondom stikstof, water, klimaat en natuur in samenhang aan te pakken, en dat voor een belangrijk deel via een gebiedsgerichte aanpak.
Landbouw onmisbaar
Die aanpak wordt enkel een succes wordt met hulp van de landbouw, stelt de regering opnieuw, en boeren moeten daarvoor perspectief krijgen. „De landbouw is niet alleen onmisbaar doordat ze voedsel produceert, maar ook doordat ze mogelijkheden biedt om de biodiversiteit te versterken, koolstof vast te leggen, water vast te houden, de landschappelijke kwaliteit, de culturele identiteit en ons erfgoed recht te doen, en een gezonde leefomgeving voor mens en dier te bieden“, stelt de regering in de begroting. Ze wil boeren daarom de gelegenheid geven om de transitie naar een duurzamer landbouwsysteem zelf mede vorm te geven.
Dat was allemaal al bekend. De begroting geeft handen en voeten aan deze regeringsvoornemens. Voor een belangrijk deel moet die transitie het volgend jaar worden ingezet. In 2023 staat de uitvoering van de ‘integrale gebiedsgerichte aanpak’ centraal, schrijft de regering. De integrale gebiedsprogramma’s moeten uiterlijk in juni volgend jaar klaar zijn, en tegen die tijd wil het kabinet ook het ontwerp-Nationaal Programma Landelijk Gebied vast hebben gesteld. En tegelijkertijd ook de doelen voor andere sectoren hebben vastgelegd. Vanaf 2024 kunnen die plannen dan worden uitgevoerd.
Perspectief moet uit de keten komen
De regering geeft ook aan wat voor perspectief ze boeren wil bieden, in de nog niet verschenen perspectiefbrief. In die brief wil ze de toekomst van de landbouw voor iedere sector beschrijven, en kijken wat er nodig is om dat toekomstbeeld te bereiken. De concrete uitwerking zal dan weer in de gebiedsprocessen moeten plaatsvinden.
De regering rekent daarbij op ketenpartijen om bij te dragen aan een duurzaam inkomen voor de boer, en wil die partijen daarop aanspreken. Het ministerie wil met banken, toeleveranciers, de verwerkende industrie en de supermarkten afspraken maken over het versterken van de positie van de boer in de keten. Als in februari volgend jaar blijkt dat die afspraken niet voldoende opleveren, dan wil de regering de ketenpartijen via wetten dwingen om dat te doen.
Daarnaast wil de overheid het verdienvermogen van de boeren ook direct ondersteunen. Dat doet ze ten eerste door het belonen van publieke diensten die de landbouw levert. Maar ook door de randvoorwaarden voor de sector te verstevigen. Zo wil ze ondernemerschap van de boer stimuleren, zijn marktmacht versterken en een gelijk speelveld bevorderen. Ook wil ze de kostenverdeling in de keten meer transparant maken, onder andere via onderzoek van de ACM. Maar uiteindelijk, stelt het ministerie, is de boer zelf verantwoordelijk voor zijn verdienmodel.
Innovatie wordt geborgd
Om de stikstofuitstoot terug te dringen en andere opgaven het hoofd te bieden kijkt het kabinet nadrukkelijk ook naar technische innovaties. Het stelt daarvoor subsidies beschikbaar en investeert in meerjarig onderzoek naar praktische maatregelen om emissies van methaan en ammoniak te verlagen. Om deze innovaties bij de rechter ook kans van slagen te geven werkt het ministerie aan een systeem van gemeten emissies.