CDA en D66 stellen Kamervragen over gevolgen geuruitspraak rechter
De rechtbank van Den Haag deed vorige week de uitspraak dat omwonenden van intensieve veehouderijen te weinig beschermd worden door de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) .
Tweede Kamerleden Derk Boswijk, Harry van der Molen en Jacco Geurts van het CDA vragen aan Vivian Heijnen (staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat), Hugo de Jonge (minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en Carola Schouten (minister van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit) welke effecten de uitspraak heeft voor de agrarische en andere bedrijven in de buurt van burgerwoningen. Ook willen de Kamerleden weten of ze in hun bedrijfsvoering en binnenplanse ontwikkelruimte worden beperkt, of de boeren ook recht hebben op een schadevergoeding als gevolg van een fout van de gemeente en of de uitspraak effect heeft op toekomstige vergunningaanvragen voor burgerwoningen in de buurt van agrarische bedrijven.
Vragen D66
Tweede Kamerlid Tjeerd de Groot van D66 wil van staatssecretaris Vivian Heijnen van Infrastructuur en Waterstaat weten of ze een inschatting kan maken van de hoeveelheid burgers en veehouderijen die gevolgen zullen ondervinden van de uitspraak en welke stappen de staatssecretaris gaat ondernemen om burgers en andere burgers in het buitengebied alsnog zo spoedig mogelijk 'de juiste bescherming' te bieden tegen stankoverlast.
Sinds 23 april 2021 is er de experimenteerbelaing op de basis van de Crisis- en herstelwet. Deze stelt de gemeenten in staat om 'geurproblematiek' aan te pakken. De Groot wil weten op welke wijze de staatssecretaris hierover het gesprek voert met de gemeenten.
Reactie ministerie
Een woordvoerder van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat weten dat de uitspraak zorgvuldig wordt bestudeerd. „Staatssecretaris Heijnen vindt dat we als overheden onze gezondheid en ons milieu moeten beschermen. Schone lucht is daar een cruciaal onderdeel van. Het feit is dat we in Nederland op een klein oppervlak samenleven en veel belangen om een plek vragen."
Heijnen is onlangs in Deurne geweest, vertelt zijn woordvoerder. „Daar heeft ze gezegd dat ze met concrete voorbeelden waar mensen problemen ervaren aan de slag wil en dat ze daarbij ook naar de regelgeving kijkt. Deze uitspraak, die we nog goed moeten bestuderen, laat dat denk ik ook zien. Maar zoals u weet speelt er meer op het gebied van landbouw en moeten we niet alleen naar geur kijken. Dat is alles wat we er voor nu over kunnen zeggen."
'Baanbrekend'
Advocaten en belangenbehartigers reageren ook op de uitspraak. Advocaat Jeroen Niederer van Dirkzwager noemt de uitspraak in een blog 'baanbrekend': 'Niet eerder heeft een Nederlandse rechter de Staat aansprakelijk gehouden voor het onvoldoende beschermen van omwonenden van intensieve veehouderijen tegen ernstige stankoverlast. De uitspraak borduurt daarmee voort op eerdere uitspraken zoals Urgenda en Shell, waarin de rechter een actievere rol lijkt aan te nemen bij de toetsing van klimaat- en milieuwetgeving aan Europese en internationale verdragen in het kader van het leerstuk van de onrechtmatige daad.'
Daarnaast noemt Niederer het interessant dat de rechtbank ervoor kiest om 19,4 odeur per kubieke meter te gebruiken. 'De rechtbank overweegt dat de geurbelasting weliswaar is gedefinieerd op gebiedsniveau, maar dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat die niet relevant zou zijn voor individuele personen die in het gebied wonen. Voor die –verregaande – redenering valt mijns inziens wel wat te zeggen. Tegelijkertijd is de keuze voor 19,4 ou/m³ tot op zekere hoogte arbitrair, en wordt hiermee de facto alsnog een concrete norm wordt bepaald op basis van een (in beginsel) niet-bindend beleidsdocument.'
Artikel 8 van toepassing?
Ook het juridische team van Farmers Defence Force reageert op de uitspraak. De rechtbank heeft volgens hen terecht overwogen dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in milieu-aangelegenheden van toepassing kan zijn, als sprake is van een directe en serieuze aantasting van de kwaliteit van leven. Volgens de rechtbank is dat voor een aantal van de eisende partijen het geval.
Ook heeft de rechtbank overwogen dat er bij overschreden geurwaarden, volgens de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij, sprake is van een 'zeer enrustige situatie'. Echter, ook de rechtbank onderkent dat de geurwaarden die aan de vergunningverlening ten grondslag liggen slechts in beperkte mate recht doen aan de werkelijkheid, terwijl de vaststelling van de werkelijke situatie nog niet goed mogelijk is. ''Gelet op de regel dat het op de weg ligt van de benadeelde partij om de directe invloed van de situatie op de kwaliteit van leven te bewijzen, lijkt ons niet juist te zijn dat de rechtbank op basis van kennelijk zeer wankele cijfers de toepasselijkheid aanneemt van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens', schrijft FDF.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Ruth van Schriek
Bron: Tweede Kamer