Column: Kringgesprek over landbouw
Uit de vragen en opmerkingen van de deelnemers waren drie thema’s voor het gesprek geselecteerd: de behoefte aan een stip op de horizon; het verdienvermogen en de polarisatie en beeldvorming over de landbouw. Iedereen mocht zijn eitje leggen en dat gebeurde dan ook volop. Een paar pareltjes (in mijn eigen woorden):
Pareltjes
De afgelopen zeventig jaar heeft de nadruk te veel gelegen op de productie van voedsel, waardoor de landbouw buiten de samenleving is komen te staan. We kunnen die verbinding herstellen door de nadruk te leggen op het recyclen van nutriënten. De landbouw als verwerker van reststromen, niet alleen bermgras of GFT-compost, maar ook humane mest. En… boeren moeten van zoveel verschillende zaken iets afweten. Is het daarom niet beter om familiebedrijven om te vormen tot een grootlandbouwbedrijf, waarbij elke deelnemer kan doen waar hij of zij goed in is? Als het over verdienvermogen gaat, moeten we boeren dan niet gewoon marktconform betalen voor groene en blauwe diensten. Of (deeltijds) in dienst nemen als ambtenaar. Of misschien ligt de toekomst in het vormen van voedsel coöperaties, analoog aan de energie coöperaties, die de laatste tien jaar als paddenstoelen uit de grond zijn gekomen. Samenwerkingsvormen van boeren, burgers en buitenlui zoals de Herenboeren of Land van Ons. Een andere mogelijkheid is ‘crowd funding’ van bloeiende akkerranden. Ook de voedselbossen kwamen langs als mogelijkheid om een gemeenschap van voedsel te voorzien en tegelijkertijd de biodiversiteit te behouden
Zakelijk versus romantisch
Het mooie was dat geen enkele opmerking of suggestie werd afgefakkeld. Af en toe gingen er wel een paar wenkbrauwen omhoog, zoals bij het voedselbos, maar voor de rest leek wel een kringgesprek op de basisschool. Dat was tegelijk ook de makke ervan. Naar mijn idee sudderde er in ieder geval twee fundamentele tegenstellingen onder de oppervlakte. Of, gezien het karakter van de bijeenkomst, twee fundamentele verschillen van inzicht, die ook met elkaar te maken hebben.
De eerste is de kijk op de relatie tussen landbouw en natuur. Aan de ene kant heb je de, wat ik maar even noem, zakelijke kijk: Landbouw is het manipuleren van de natuur voor het efficiënt produceren van voedsel en agrarische grondstoffen voor de bouw en de industrie. Vergelijk het met de bakker die brood bakt of de farmaceut die biologische organismen gebruikt voor de productie van antibiotica of vaccins. Akkers en weilanden zijn een productiemiddel en wat er aan biodiversiteit op en in de bodem aanwezig is, is functioneel.
De andere visie is gaat uit van landbouw als onderdeel van de natuur, de meer romantische kijk, zoals Christian Durnberger het noemt in zijn boek ‘Ethiek voor de landbouw’ (2020). De natuur als vruchtbare tuin, die – als je het slim aanpakt – voldoende voedsel produceert en dat vrijwel zonder inputs in de vorm van ‘chemische’ mest en bestrijdingsmiddelen en brandstof voor machines en zonder kunstgrepen in de genetica van plant en dier. Wat me opviel afgelopen donderdag is dat het idee van de ‘bloeiende tuin’ niet alleen onder stedelingen, maar ook onder boeren de nodige aanhang heeft.
Globaal versus lokaal
De tweede tegenstelling – pardon, verschil van inzicht – was die tussen de globale en de lokale blik. Dat verschil hangt nauw samen met het verschil van inzicht over de akker als bloeiende tuin dan wel productiemiddel, maar biedt wel een ander perspectief. Bij globale blik gaat het om voedselzekerheid, niet alleen hier, maar ook elders in de wereld. Nederland kan de wereld niet voeden, maar heeft de wereld wel iets te bieden om zichzelf te voeden.
Mijn favoriete voorbeeld is de pootaardappel. Nederland levert ongeveer de helft van de pootaardappelen in de wereld. Indirect hebben bijna een miljard aardappeleters profijt van onze pootaardappelen. Hoe komt dat? Een goede bodemgesteldheid, een gunstig klimaat, goed opgeleide boeren en niet te vergeten een goed werkende infrastructuur voor controle op kwaliteit. Een vergelijkbaar verhaal kun je ophangen voor groentezaden, voor babymelkpoeder, maar ook voor productiesystemen als glastuinbouw, grondloze teelt, melk-, voer- en mestrobots.
Bij de lokale blik gaat het om landbouw in harmonie met natuur en landschap, maar ook ingebed in de sociale omgeving. De boer produceert niet voor mensen, maar met de mensen in zijn of haar directe omgeving. Samen hebben ze een voedsel coöperatie, voorzien ze zelf in hun eigen energiebehoefte en regelen ze zoveel mogelijk buurt- en mantelzorg. Er spreekt een verlangen uit naar vroeger, toen het dorp nog drie bakkers, twee slagers en vijf groenteboeren telde, de mensen elkaar niet alleen op straat gedag zeiden, maar ook een praatje maakte. Ook hierbij viel het me op dat de ‘dorpse’ blik, niet alleen onder stedelingen, maar ook onder boeren de nodige aanhang heeft. Niet verwonderlijk misschien, gezien de nog steeds voortgaande amputatie van gemeenschappen op het platteland.
Mocht het ‘goede gesprek’ over landbouw een vervolg krijgen – wat ik zeker hoop – dan zouden we eens moeten praten over die verschillen van inzicht en waar die vandaan komen. De onderliggende waarden en wereldbeelden, zeg maar. Niet om die verschillen te overbruggen en een gemeenschappelijke visie te presenteren, maar om te kijken of en zo ja waar er mogelijkheden liggen om recht te doen aan die verschillende visies met hun onderliggende waarden. Tot zover mijn twee cent.
Joost van Kasteren, hoofdredacteur van VORK, het platform voor discussies over landbouw, voeding en natuur.
Tekst: Joost van Kasteren
Freelance wetenschapsjournalist met een landbouwkundige achtergrond. Hoofdredacteur van Vork
Beeld: Ellen Meinen