Frustrerende begrotingsbehandeling geeft doorkijkje nieuw regeerakkoord
De kortetermijnvisie van de begroting is een noodzakelijk gevolg van de demissionaire status van het kabinet. Daarin kan het geen beslissingen nemen over wat een volgende regering moet doen. Maar dat maakt een debat daarover ook moeilijk. De begrotingsdebatten zijn traditioneel het moment waarop regeringspartijen en oppositie vergezichten schetsen en kijken welke kant Nederland op moet gaan.
Maar de formatie zit dat in de weg; de formerende partijen willen tijdens deze debatten geen toezeggingen doen over zaken waar ze het aan de formatietafel nog eens over moeten worden. Het frustreert de oppositie, die weet dat ze geen meerderheid kan krijgen voor moties die ze nu indient. Die frustraties waren zichtbaar bij het debat. Laura Bromet (GroenLinks) verzuchtte dat ze twijfelde of ze naar huis moest gaan of niet (ze bleef uiteindelijk), Sandra Beckerman (SP) klaagde over het feit dat de coalitiepartijen geen enkele motie van de oppositie wilde steunen, Joris Thijssen (PvdA) zag dat de aanpak grote problemen als de stikstofcrisis en het klimaat maar moet blijven liggen tot de formatie klaar is.
Formatie
Maar bij het debat was ook te zien waar de formerende partijen staan. Als VVDer Thom van Campen of CDA’er Derk Boswijk spreken over de grote transitie van de landbouw, en de miljarden die daarvoor moeten worden uitgetrokken, dan is het wel zeker dat dat ook aan de formatietafel wordt behandeld. Idem voor de experimenteerruimte die Van Campen bepleitte voor boeren die stappen nemen om duurzamer te worden. Hij stelde dat die niet het slachtoffer moeten worden van toekomstige regelgeving, en dat de overheid deze boeren rechtszekerheid moet bieden. Dat is dan waarschijnlijk iets dat in het volgende regeerakkoord komt. Hetzelfde geldt voor zijn uitspraak dat per gebied moet worden gekeken wat voor vorm van landbouw (intensief, extensief, natuurinclusief) daar bedreven kan worden.
Tjeerd de Groot begon over de afname van weidevogels. Hij wees erop dat de natuur hersteld moet worden, maar legde de schuld daarvan niet bij de boer, maar liever bij andere partijen in de keten. „De boer is het verdienmodel van verkopers van bestrijdingsmiddelen, kunstmest en veevoer, banken, de verwerkende industrie en de retail”, stelde hij. Voorzichtig valt hieruit te proeven dat de formerende partijen boeren willen helpen om daar minder afhankelijk van te worden, maar De Groot gaf niet aan hoe dat dan zou moeten.
GroenLinks wil landbouwgrond opkopen
Het was voor de oppositiepartijen niet genoeg. Bromet gaf dan maar aan zelf een amendement voor te gaan stellen. Zij wil dat de overheid het eerste recht krijgt om grond van stoppende boeren te kopen. Die kan ze dan gebruiken om natuurgebied van te maken, of te verkopen of verpachten aan boeren die meer natuurinclusief willen boeren. Allemaal afhankelijk van wat er per gebied het beste uitkomt. En als in dat gebied genoeg ruimte is voor landbouw, hoeft de regering het niet te kopen. Voor dit plan wil ze 12 miljard euro reserveren.
Roelof Bisschop was kritisch. „GroenLinks rekt het voorkeursrecht van de overheid hier wel heel ver op”, vond hij. „Het gaat wel ver als dit recht wordt gebruikt om de overheid grip te laten krijgen op particulier bezit.”