Federatie Particulier Grondbezit reageert op stemming eerste pijler GLB afromen
‘Nu te weinig zekerheid dat geld uit tweede pijler GLB bij boeren komt’
De Tweede Kamer stemde dinsdag 16 november over het Nationaal Strategisch Plan van het GLB. Tijdens de stemming bleek dat een meerderheid van de Kamer de eerste pijler in stappen wil afromen tot maximaal dertig procent in 2027 en overhevelen naar de tweede pijler. Via overheveling kan meer geld beschikbaar komen voor subsidies voor verduurzaming en versterking van het verdienvermogen. Volgens FPG zijn de doelstelling van overheveling niet verkeerd, wel vindt de federatie dat overheveling geen enkele garantie biedt dat het geld bij de boeren terecht komt.
Jakob Bartelds, bestuurder en portefeuillehouder Landbouw van de FPG: „Bij overheveling worden individuele boeren gekort op hun directe inkomenssteun uit Brussel. Dat geld wordt dan ingezet via het plattelandsbeleid. Dat komt er op neer dat subsidieregelingen worden opengesteld. Wij vinden het belangrijk dat het geld terecht komt bij boeren voor agrarisch natuurbeheer en voor investeringen in verduurzaming voor bijvoorbeeld een betere waterkwaliteit, landschap of minder ammoniakemissie en versterking van de bedrijfsvoering. Die garantie is er nu niet. De ervaringen in de afgelopen jaren leren dat veel geld terecht komt bij projecten en adviesbedrijven. Ik vind dat hierover duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.”
Garanties geven voor cofinanciering
In de aangenomen motie wordt wel opgeroepen tot cofinanciering van de tweede pijler, maar de bewoording laat volgens de FPG nog wel ruimte voor interpetatie. FPG vindt dat een betrouwbare overheid garanties voor cofinanciering moet geven en zo aantoonbaar de ‘verdubbelaar’ inzetten voor boeren die nog over de streep moeten worden getrokken.
Bartelds: „Het is heel makkelijk voor de overheid om geld van de directe inkomenssteun te korten. Het is namelijk altijd rechtstreeks naar de boer gegaan die het zelf mag gebruiken. Zo levert overheveling de overheid geld op dat ze kunnen inzetten via het plattelandsbeleid. Als FPG vinden we dat nu toch besloten is om over te hevelen, de overheid moet laten zien dat ze zelf ook willen investeren in agrarische bedrijven voor een mooier en economisch sterker platteland. Dan laat je in ieder geval zien dat je de boeren tegemoet wilt komen en dat je daarvoor samen verantwoordelijkheid wil nemen. Gezien de enorme opgaven, denk aan stikstof en water zijn investeringen ook hoogstnoodzakelijk. De Kamer moet dat bewaken.”
Onnodige bureaucratie
De FPG constateert dat het inzetten van geld in pijler twee via subsidieregelingen in de afgelopen jaren enorm is bemoeilijkt door ingewikkelde regelgeving en versnippering van de uitvoering. Bartelds: „Veel regelingen in het plattelandsbeleid van de afgelopen jaren waren slecht toegankelijk. Vaak moet je als ondernemer adviseurs in de hand nemen om subsidies aan te vragen. Er ging veel geld naar de uitvoering van subsidieregelingen voor voorbereiding, coördinatie, plannen en controle. Wij vinden dat subsidieregelingen toegankelijk en eenvoudig moeten zijn. Daarom pleiten we voor één digitaal loket waarop met je bedrijfsgegevens kunt zien voor welke regelingen je in aanmerking komt en vervolgens daaruit keuzes kunt maken.”
Minder directe hectarepremie
De motie die oproept tot meer overheveling van GLB geld werd vorige week door VVD, CDA, D66 en CU ingediend bij het Kamerdebat over het GLB. De motie is een reactie op het Nationaal Strategisch Plan (NSP) dat het kabinet voor het eind van het jaar naar de Europese Commissie moet sturen voor goedkeuring.
Het NSP is de invulling van het nieuwe GLB voor de periode van 2023 tot en met 2027. In dat nieuwe GLB ligt de nadruk op verduurzaming met uitgaven voor klimaat, biodiversiteit, water en landschap. Het GLB bestaat uit twee pijlers. De eerste pijler betreft rechtstreekse hectarepremies aan boeren. Daarvoor stelt de EU voor Nederlandse boeren zo’n 700 miljoen euro per jaar beschikbaar. Binnen de eerste pijler is het grootste deel directe inkomenssteun. Een ander deel is voor de zogenoemde ecoregelingen.
Naast de eerste pijler is er ook de tweede pijler van het GLB. In essentie zijn dit subsidieregelingen voor bijvoorbeerl agrarisch natuurbeheer, watermaatregelen en de brede weersverzekering. Het Europese budget hiervoor is veel lager dan dat van de eerste pijler. Het gaat hierbij om zo’n 70 miljoen euro per jaar. Daar moeten de overheden (het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen) ruwweg minimaal een gelijk bedrag bij leggen, de zogenoemde co-financiering. De EU-lidstaten hebben de mogelijkheid om het budget van de tweede pijler te verhogen door maximaal 30 procent van de eerste pijler over te hevelen. Voor de overhevelingsgelden is geen co-financiering vereist.