Combinatie landbouw- en natuurgraslanden essentieel voor veenweidegebeid
Het onderzoek concludeert dat biodiversiteit hoger is wanneer een landschap divers wordt ingericht en beheerd; oftewel wanneer landbouw en natuur worden gecombineerd. Dit komt ook ten goede aan de capaciteit van het landschap om regenwater op te nemen, wat van toenemend belang is bij frequentere piekbuien. Betrokkenen zoals beleidsmakers, terreinbeheerders en boeren hebben er baat bij om landbouw en natuur als partners te zien, zeker bij een regionale landschapsaanpak.
„Vaak wordt aangenomen dat landbouw en natuur conflicteren bij het behalen van biodiversiteitsdoelstellingen. De resultaten van het promotieonderzoek zijn in dit opzicht verrassend: natuur en landbouw vullen elkaar aan op regio- en bedrijfsniveau”, aldus Joachim Deru.
Vergelijking
Twintig landbouwgraslanden en twintig natuurgraslanden in het westelijk veenweidegebied (Groene Hart) werden onderzocht op het aantal soorten bodemleven en planten. De landbouwgraslanden hadden één op één vergeleken meer soorten dan de natuurgraslanden. Echter, er kwamen op de landbouwgraslanden veelal dezelfde soorten voor. Daarentegen waren er over de twintig natuurgraslanden juist meer soorten te vinden. In zijn totaliteit was natuurgrasland daarmee meer biodivers (26 procent meer soorten) dan landbouwgrasland.
Een verklaring is te vinden in de verschillende bodemomstandigheden tussen natuurgraslanden: het ene gebied is relatief nat, zuur en verschraald, het andere is juist droger en rijker. Soorten gedijen in specifieke bodemomstandigheden, waardoor de diversiteit aan bodemleven en planten groter wordt. Meer dan natuurgraslanden hebben landbouwgraslanden een onderling vergelijkbaar beheer en bodemkwaliteit. Toch zijn ze ook van grote waarde voor de biodiversiteit. De grotere aantallen regenwormen die in deze graslandbodems leven zijn een onmisbare voedselbron voor onder andere weidevogels.
Blijvend grasland vangt meer water op
Hiernaast toonde de vergelijking aan dat de veelal blijvende landbouwgraslanden in het veenweidegebied beter in staat zijn om regenwater op te nemen dan natuurgraslanden. De zogenaamde ‘sponswerking’ is groter in landbouwgraslanden doordat het bodemleven (zoals regenwormen) en beworteling zorgen voor een betere bodemstructuur dat bij piekbuien sneller water (factor 5 sneller) kan opnemen. Landbouwgraslanden hebben daarom een toegevoegde waarde voor zowel de biodiversiteit als voor de waterregulatie op regio- en bedrijfsniveau.
Projecten
Het onderzoek was onderdeel van de projecten Bodemindicatoren voor duurzaam bodemgebruik in de veenweiden, Proeftuin Veenweiden en Winst & Weidevogels. Deze projecten werden gefinancierd door Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem; de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht; Interdepartementaal Programma Biodiversiteit; het ministerie van Infrastructuur en Milieu; het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; ZuivelNL; LTO Noord Fondsen; Wageningen Environmental Research; STOWA.
Tekst: Sandra Wilgenhof
Tijdens stages ontwikkelde Sandra een passie voor de landbouwsector. Haar studie Dier- en Veehouderij in Dronten combineerde ze met een minor en stage journalistiek. Als redacteur schrijft ze al enkele jaren nieuws en achtergrondartikelen over de landbouwsector.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Louis Bolk Instituut