Poging CDA Noord-Holland om winterrust ganzen te verkorten, strandt

Volgens de cijfers van Bij12 werd er over 2020 9,1 miljoen euro faunaschade uitgekeerd in Noord-Holland, waarvan 7,7 miljoen voor rekening kwam van de grauwe gans. Ook brandganzen en rotganzen veroorzaken voor tonnnen aan schade in de provincie.
De schade neemt elk jaar toe; in 2011 was het uitgekeerde schadebedrag nog onder de 4 miljoen euro. Dat er wat aan de uitdijende ganzenpopulatie moet gebeuren, staat voor iedereen als een paal boven water. De provincie heeft deze zomer een nieuw Faunabeheerplan goedgekeurd. Doel is dat dit driejarige plan de ganzenschade terugbrengt tot het niveau van 2005.
Onvoldoende effectief
Maar het CDA zet daar grote twijfels bij. Woordvoerder natuur en landschap Willemien Koning: „We begrijpen niet dat Gedeputeerde Staten blijft kiezen voor een beleid waarvan op voorhand wordt gezegd dat het niet voldoende effectief zal zijn om de ganzenpopulatie substantieel te reduceren.”
Het CDA heeft nog een ultieme poging gedaan om gedeputeerde Esther Rommel te overtuigen om alsnog het eerder ingediende plan van de Faunabeheereenheid (FBE) goed te keuren. In dat voorstel stond onder meer dat de winterrustperiode van de ganzen terug zou moeten van vier maanden (november, december, januari en februari) naar twee maanden.
Januari en februari zouden dan kunnen worden gebruikt voor schadebestrijding; en vanaf 1 maart zou er dan kunnen worden gewerkt aan populatiebeheer. Beide termen duiden op het reduceren van aantallen ganzen, maar schadebestrijding is iets meer restrictief; bij populatiebeheer zijn de mogelijkheden wat ruimer. Maar dat voorstel heeft het dus niet gehaald: in het huidige ganzenbeheerplan blijft de winterrust vier maanden. De gedeputeerde liet vanochtend aan Willemien Koning weten ook niet op haar beslissing terug te komen.
Beheerteams
Wat in het nieuwe ganzenbeheerplan wél voor het eerst kan, is dat er vanaf 1 februari mag worden ingegrepen in Natura2000-gebieden. „Dat gaat via beheerteams die ingrijpen in broedparen”, legt Albert Hooijer uit. De melkveehouder uit Weesp is regionaal portefeuillehouder faunazaken voor LTO. „Er komen vijf beheerteams die gezamenlijk met 10 fte's aan de gang gaan.”
Het zwaartepunt van het werk van deze beheerteams komt te liggen in de regio Laag-Holland; het gebied ten noorden van Amsterdam en onder de lijn Alkmaar-Hoorn. Daarin liggen vijf Natura2000-gebieden die aan alle kanten omringd worden door graslanden van melkveebedrijven.
„Tachtig procent van de ganzenschade in Noord-Holland zit in dat gebied; zo rond Middelie, Zeevang en Warder”, weet Hooijer. „Daar heb je boeren met wel meer dan 100.000 euro schade aan hun grasland. Ganzen vreten de percelen in de winter helemaal kaal; tot eind mei groeit daar niks.”
Hooijer is wel te spreken over de inzet van de nieuwe, door de provincie gefinancierde beheerteams in de natuurgebieden. Ook de terreinbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten kunnen er wel mee leven. Bij die organisaties zijn immers veel burgers aangesloten; als de TBO's zelf de ganzen elimineren kan dat uit PR-oogpunt lastig worden.
Slecht plan
Voor het overige vindt ook de LTO'er dat het plan onvoldoende effectief is. Met name het instandhouden van de vier maanden winterrust, steekt. Hooijer: „We zijn er niet mee akkoord gegaan. Het beheerplan had echt beter gekund. Er is wel extra inzet in Natura2000-gebieden. Natuurmonumenten pleit zelf ook voor extra inzet tegen ganzenoverlast rond het Naardermeer en bij de oostelijke Vechtplassen.”
Belangrijkste is volgens Hooijer: voorkomen dat ganzen tot broeden komen. Wat dat betreft is hij voorstander van de aanpak van broedparen. „Elk ganzenpaar levert zes tot negen nieuwe pulletjes op. En uit onderzoek is ook gebleken dat pakweg de helft van de pullen het volgende jaar niet haalt. Wij kunnen dan wel ons best gaan doen om jonge ganzen af te schieten, maar als de helft toch al vanzelf het loodje legt, schiet je de helft voor niks af. Daarom moeten we focussen op broedparen.”
Hooijer tekent hierbij aan dat de regelgeving vanuit de provinciale Omgevingsdienst – degene die de ontheffingen afgeeft – belemmerend werkt. Regels schrijven voor dat een jager per 80 hectare één dagdeel per week mag ingrijpen. „Maar dan kom je op maandag in vak 1, zoals je hebt gemeld, en dan zitten de ganzen in vak 2 en dan kun je niks. De volgende dag ga je naar vak 2, zitten de ganzen weer in vak 1. Teruggaan naar vak 1 mag niet, want je mag per week maar 1 keer op dat vak komen.”
Taak voor de boeren
Een ander punt waar de provincie op wijst, is dat de ontheffingen voor het afschieten van ganzen nog onvoldoende worden benut. Daar ligt ook een taak voor de boeren zelf, volgens de provincie. Dat beaamt de LTO'er ook. „Het is nu zo, dat als de schadebestrijder bij mijn buurman aan het werk is, en de ganzen vliegen daar op en ze strijken bij mij neer, dat die man dan niet door mag naar mijn bedrijf. Dat kan alleen als ik ook een overeenkomst teken met de jager van mijn buurman. Omgekeerd zou de buurman ook een overeenkomst moeten tekenen met mijn schadebestrijder. Dat moeten we als boeren beter onderling gaan regelen.”
Jagers hebben daar misschien niet altijd trek in, maar ze zullen wel over de brug moeten, stelt Hooijer. „De verantwoordelijkheid ligt immers niet bij de jagers, maar bij de grondgebruikers.”