Vicevoorzitter van het HAJK stelt zich voor
‘Provincie Zuid-Holland benadert actief jonge boeren voor advies’
„Ik ben Albert Boersen, opgegroeid op een melkveebedrijf in Friesland. Bij Van Hall Larenstein in Leeuwarden heb ik Bedrijfskunde en Agribusiness gestudeerd, waarvan ik in 2015 ben afgestudeerd. Tijdens die studie ben ik geïnteresseerd geraakt in stadslandbouw en de kloof tussen stad en platteland. Het fascineerde me hoeveel mensen er zijn in Nederland die iets vinden van landbouw en voedsel, maar ook hoe weinig mensen daar eigenlijk iets vanaf weten. Volgens mij kun je die stad ook als afzetmarkt en kans zien in plaats van als een grote bedreiging. Na mijn studie ben ik een tijdje in het buitenland geweest als bedrijfsleider en later in 2017 bedrijfsleider geworden op de Floating Farm in Rotterdam om koeien te gaan melken in de stad. Dat heb ik een paar jaar gedaan en nu ben ik werkzaam bij Herenboeren, ook in Rotterdam.”
Wat zijn jouw werkzaamheden bij Herenboeren?
„Op het moment ben ik bedrijfsleider op een kleinschalig gemengd bedrijf. Dat bedrijf is eigendom van een coöperatie. Die leden van de coöperatie zijn particulieren, huishoudens uit Rotterdam en omgeving. In samenwerking met natuurmonumenten hebben we dus dat gemengde bedrijf met boomgaard, varkens, leghennen, akkerbouw en fruitteelt. Het is nog in ontwikkeling, dus er komen ook nog wat vleeskoeien bij. Ik ben natuurlijk van huis uit melkveehouder, daar ligt wel mijn hart. Maar ik haal nu tijdens mijn werk bij Herenboeren ook heel veel voldoening uit de communicatie met de leden en mensen uit de stad over de landbouw.”
Wil je dus ook niet meer terug naar Friesland?
„Ik heb weleens gezegd dat als ik kinderen zou krijgen ik wel weer graag naar de rust van het platteland terug wil. Maar op dit moment haal ik nog heel veel voldoening uit mijn werk hier. Het melkveebedrijf is sinds vorig jaar overgedragen aan mijn broertje. We hebben het wel eens gehad over samenwerken. Maar we staan er ook beide in van ‘met je familie moet je wandelen en niet handelen’. De goede relatie met mijn broertje zou ik niet willen opofferen voor het melkveebedrijf.”
Hoelang en waarom ben je vicevoorzitter geworden van het HAJK?
„In 2017 begon ik bij de Floating Farm en toen werd ik ook al vrij snel benaderd door de toenmalige voorzitter van het HAJK. Die kende ik ook vanuit mijn studie nog goed. Die zei toen dat ik een jonge boer was in Zuid-Holland, dus dat ik lid moest worden van het HAJK. Ik was zelf ook op zoek naar netwerk, want ik was best een eind van huis. Dat haalde me over. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat de belangen van de jonge boeren hier behartigd worden. Dus dat doe ik sindsdien met heel veel plezier.”
Wat speelt er op dit moment in provincie Zuid-Holland?
„Tja stikstof, maar dat zal overal wel zo zijn. Er zijn veel gebiedsprocessen in ontwikkeling, er is aandacht voor veenweidegebieden, maar er wordt ook nagedacht over de toekomst van de landbouw. De provincie is druk bezig met de vraag; Hoe hou je een vitale landbouwsector en een vitaal platteland? Daar zijn we als jonge boeren ook veel mee bezig. Wat sinds kort is gaan spelen zijn de omgevingszones die mogelijk rond Natura2000-gebieden zouden kunnen komen. Ik denk dat dat ook nog wel een belangrijk punt gaat worden.”
Heb je het idee dat de provincie Zuid-Holland luistert naar de jonge boeren?
„Ja ik heb wel echt het idee dat we serieus genomen worden. Juist omdat we altijd benadrukken; We zijn jonge boeren en we willen nog wel 30 jaar door. We hebben er geen belang bij om voor de 'korte termijn-opties' te kiezen. Dat is iets wat we bij de ambtenaren goed kunnen benadrukken en dan willen ze ook wel met je in gesprek.”
Heb je het gevoel dat de Statenleden die uit de Randstad komen niet goed begrijpen wat de landbouw inhoudt?
„Ja, dat maak ik ook zelf mee. Bijna dagelijks sta ik er versteld van wat het kennisniveau is van sommigen. Niet eens dat ze niet het vermogen hebben om na te denken, maar de kennis ontbreekt gewoon. En dat kun je ze ook niet kwalijk nemen. Net zoals dat boeren uit de Achterhoek niets weten van wat de samenstelling van een wijk in Rotterdam-Zuid is. Dat hoeven ze ook niet te weten. Maar dat sommige mensen niet snappen dat boeren afhankelijk zijn van het weer en de seizoenen en werken met bederfelijke producten. Dat is zorgelijk.”
Lukt het jou om dat soort dingen uit te leggen?
„Ik probeer het altijd te doen en ik heb ook het idee dat het wel overkomt. Ik probeer het wel altijd op een respectvolle manier te doen. Ik zet me ook niet af tegen gangbare veehouderij, want ik weet ook hoe het daar gaat en dat die boeren ook hart hebben voor het vak.”
Maak jij je nog zorgen om bepaalde ontwikkelingen in de provincie?
„Het is zorgelijk dat er boeren stoppen in de provincie. Tegelijkertijd levert dat ook weer kansen op voor jonge boeren, als die grond maar vrijkomt voor boeren. Waar ik me wel zorgen over maak is dat die grond vrijkomt en naar zonneparken gaat of als invulling van de RES (Regionale Energie Strategie). En natuurlijk het kennisgebrek bij ambtenaren die wel wetten en regels opstellen voor boeren, maar geen idee hebben wat de impact daarvan is. Dat is deels op te lossen door de ambtenaren uit te nodigen op de boerderij. Dat zie ik ook in andere provincies en dat lijkt te werken. Tijd dat wij dat ook gaan organiseren.”
Waar denk jij dat de kansen liggen voor jonge boeren in Zuid-Holland?
„Zuid-Holland is natuurlijk de Randstedelijke provincie bij uitstek en persoonlijk denk ik dat de korte keten en afzetmarkt die er daardoor ook is, echt kansen biedt. We hebben een prachtig divers landschap hier. Dat moeten we zien te benutten door het ook zo te verkopen naar de consument. Ik weet niet of heel efficiënt en veel melken overal in Zuid-Holland nog past. Er moet echter voor ondernemers wel ruimte blijven om dit na te streven.”
Wat hebben jullie als jonge boeren nog nodig van de provincie Zuid-Holland?
„Het belangrijkste is zekerheid en acceptatie, hoe je bedrijf er ook uit ziet. Boeren willen daarbij ook best bijdragen aan natuur, zolang dat ook maar moet gebeuren in een tempo dat we kunnen bijbenen. En natuurlijk die lange termijn visie. Dat komt er wel steeds meer aan. Maar je merkt dat ambtenaren zich focussen op een ambtsperiode en daarna zien we wel verder. Diegene die het wel snappen ontwikkelen een langetermijnvisie voor bijvoorbeeld tien jaar maar vervolgens wordt die visie na vier jaar weer in de prullenbak gegooid. Daardoor mis je dat stukje zekerheid. Ik merk echter ook dat provincie Zuid-Holland wel echt naar ons als jonge boeren luistert en ons ook actief benadert. Dat hoor ik ook van andere jonge boeren. Dat zijn de mooie berichten.”