Weidevogel gedijt bij fijnmazig mozaïekbeheer
Agrarisch Collectief Krimpenerwaard (ACK) en Louis Bolk Instituut deden de afgelopen twee jaar in het kader van het project Winst en Weidevogels een pilot met collectief mozaïekbeheer in de 50 ha grote Polder Kadijk Oost in Bergambacht (ZH). Doel van de pilot was om weidevogelbeheer en agrarisch beheer beter samen te brengen en te bekijken bij welke beheervormen de meest geschikte leefsituatie voor kuikens ontstaat, vertelt coördinator Mariëlle Oudenes van ACK. „De vraag was welke beheerpakketten bijdragen aan het vliegvlug worden van kuikens. We zien vaak dat bij uitgestelde maaidata het gewas dusdanig massief wordt, dat kuikens er niet doorheen komen. Bovendien is het maaisel dat van het land komt slecht inpasbaar in de bedrijfsvoering van de boer.”
Collectief mozaïekbeheer
Het collectief kreeg het voor elkaar om een gebied van 50 ha te pachten, dat eigendom is van provincie Zuid-Holland. De percelen werden elk jaar aan wisselende boeren verpacht, waarbij geen oog was voor weidevogelbescherming. Terwijl het juist een mooi gebied voor weidevogels is: open en met een geringe drooglegging, aldus Oudenes. „Er zaten hier wel grutto’s, maar de jongen werden niet groot.”
ACK bedacht het plan van collectief mozaïekbeheer en zocht daar vijf boeren bij met ervaring in weidevogelbeheer. „We wilden een mozaïek van verschillende beheervormen creëren, zoals voorweiden, uitgestelde maaidatum, plasdras en extensief beweiden. Het idee was om meer variatie in structuur aan te brengen. Wat doet dat met de weidevogels en hun kuikens? Maar ook: wat betekent dat voor planten, kruiden en insecten in het gebied?”
Welke vogel doet wat?
„We waren benieuwd hoe de weidevogels zich door het gebied zouden bewegen, welke percelen ze wel en niet benutten en waarom”, vervolgt Jan de Wit, onderzoeker voor het Louis Bolk Instituut. De weidevogels werden in 2019 gevolgd aan de hand van een BMP-telling (broedvogelmonitoring), waaruit bleek dat zij het gebied goed gebruikten en dat er redelijk tot goede resultaten werden behaald. „Wat we echter niet wisten, was welke percelen en welk beheer in specifieke fasen van het broedseizoen door de vogels werden benut”, zegt hij.
In 2020 werden drie andere meetmethodes ingezet: het vliegen met een drone, veldbezoek met telescoop en het zenderen van vijf grutto’s. „Dat levert enorm veel verschillende data op, die je over elkaar heen kunt leggen. Daardoor krijg je een vrij nauwkeurig beeld van wat er in het gebied gebeurt.”
Koeienvlaaien
De resultaten waren redelijk positief, maar niet áltijd verheugend, aldus Oudenes. Beweiding heeft duidelijk een functie in kleinschalig mozaïek, zegt zij. „We zagen bijvoorbeeld dat weidevogels graag in extensief beweid gras zitten. Dit gras is niet te zwaar, maar de vogels kunnen er wel dekking tegen predatoren zoeken. Daarnaast is er voldoende voedsel te vinden. Zij hebben afwisseling in percelen nodig, bijvoorbeeld een rustperceel totdat de kuikens uit zijn naast een beweid of voorbeweid perceel of plasdras. Er zit wel verschil in het gedrag van de vogels. Een tureluur of scholekster gaat lekker in een slikrand van een plasdras zitten, maar grutto’s hebben geen voorkeur voor plasdras. Gruttojongen eten ook insecten, maar gedijen juist goed tussen koeienvlaaien met strontvliegen.”
Kieviten zaten fout
Een flink aantal weidevogels koos er echter voor om op het intensief beheerde gebied naast de mozaïekpolder te broeden. Daar is bar weinig van terechtgekomen, aldus De Wit. „We hebben wel gezien dat kievitsnesten uitkomen, maar de jongen hebben we niet teruggezien. Zijn die opgegeten? Waarom kiezen deze vogels ervoor om zich in andere gebieden te vestigen, terwijl er een gebied met mooi beheer in de polder ligt? We zagen wel dat de weidevogels niet in de buurt van bosschages of bomen gaan zitten, waar predatoren zich graag ophouden. Ze vestigen zich liever in het open middendeel van het gebied.”
‘Variatie in beheer werkt’
Jaco Bos uit Bergambacht doet mee aan de collectieve aanpak. Hij pacht 8 ha in het projectgebied en heeft goede ervaringen met weidevogelbeheer en extensief beweiden. „Voorheen zat er geen beheer op dit gebied. De boeren gingen allemaal rond dezelfde tijd maaien. Dan werd het hier een kale vlakte, een monocultuur. Dat is slecht voor weidevogels en biodiversiteit. Nu het gebied aantrekkelijker voor de vogels is geworden, zie je dat er elk jaar meer komen. Maar ze moeten het wel leren. We hebben in 2020 een stuk extensief beweid tot 1 mei en een ander stuk van 1 mei tot 15 juni. Naast dit land lag een plasdras van een andere boer. Die variatie in beheer heeft duidelijk een positieve uitwerking op de weidevogels. De vogels hebben schuilmogelijkheden en het vee houdt roofvogels weg. We zien ook dat de dieren insecten aantrekken. Land zonder vee geeft te weinig afwisseling in voedsel.”
‘Je moet als boer anders denken’
Melkveehouder Jan Christiaan Anker uit Stolwijk pacht 11 ha in het projectgebied polder Kadijk Oost. De collectieve aanpak werkt heel mooi voor weidevogels, zegt hij. De Zuid-Hollander gaat dit jaar in overleg met ACK twee percelen tot 1 mei voorweiden, met daarna een rustperiode tot 15 juni. Een ander perceel wordt vanaf 1 mei extensief beweid en er is een perceel met uitgestelde maaidatum tot 15 juni. Ook gaat hij twee plasdrassen aanleggen, tegenover een plasdras vorig jaar. „We gaan dit jaar iets verder finetunen”, zegt hij. „Je moet als boer anders denken dan dat je gewend bent.” Hij zag vorig jaar dat weidevogels bij zijn plasdras foerageerden, maar een paar percelen verderop, bij een buurman, zaten te broeden of met hun kuikens schuilden in het lange gras. „Je wilt graag zoveel mogelijk nesten op je land, maar de vogels laten zich niet sturen. Het doel is om dit project samen te realiseren. Je moet kijken naar het algehele resultaat.”
Tekst: Annemarie Gerbrandy
Opgegroeid als burgermeisje met boerenbloed, maar al 25 jaar woonachtig op een melkveebedrijf. Journalist in hart en nieren, met een passie voor de land- en tuinbouw. Gaat graag 'de boer op'. Houdt ook van hardlopen.
Beeld: Ellen Meinen, Susan Rexwinkel