Opinie: Intelligent ammoniakuitstoot reduceren
Het probleem is dat ammoniakuitstoot (ammoniak is een vorm van vluchtige stikstof) moeilijk te meten is. Zelfs met de gecertificeerde methode, waar emissiebeperkende vloeren mee worden getest door zes keer per jaar boven in de stal ammoniak te meten. Meet je dan de concentratie ammoniak in de lucht of de werkelijke ontstane ammoniak in de put? Wie garandeert dat het niet aan de zijkant uit de stal komt? Of dat het door putventilatie juist binnen of juist buiten de stal omhoog komt? Het blijft nattevingerwerk.
Niet-gecertificeerde systemen
Veel boeren zijn bezig op andere manieren ammoniak te binden in de mest, zodat ze niet vervluchtigt. De vakbladen staan er vol van. Bijvoorbeeld bacteriën aan de mest toevoegen of water, kleimineralen, koolstof, stro of de mest beluchten. Alle niet-gecertificeerde systemen en methoden die in meerdere of mindere mate werken, maar niet in overheidsberekeningen zijn meegenomen, omdat ze niet erkend zijn en/of men er gewoon niet van af weet. Grasland bemesten met behandelde mest van deze systemen geeft wel een significant hogere grasopbrengst. Daaruit kun je voorzichtig concluderen dat er meer ammoniak in de mest moet zijn gebonden (en dus meer voedingsstof voor de bodem geeft), dan in onbehandelde mest.
Nattevingerwerk
De uitstoot is al moeilijk te meten, wat te denken van de stikstofopname uit de lucht door vlinderbloemige gewassen, zoals klaver die in veel van onze weilanden staat. Ook staan in sommige gebieden veel zwarte elzen, een boom die ook in staat is stikstof uit de lucht te vangen. De netto N-uitstoot van een bedrijf kan dan ook flink verschillen.
Urinegoot en vaste mest
In 1993 hebben we de eerste groen label stal van Nederland gebouwd, er was toen maar één type, namelijk een hellende vloer met een goot waarin de urine wegloopt en een schuif waarmee de mest wordt weggeschoven. Dat was toen groen label volgens de overheid. In 2014 hebben we weer een stal gebouwd met hetzelfde type vloer, die mest en urine direct scheidt, zoals Tjeerd de Groot (D66) het graag ziet. De mest wordt als vaste mest opgeslagen en uitgereden. De urine wordt apart opgeslagen en met een zodenbemester in de grond geïnjecteerd. Maar… De Groot vertelt hier niet bij dat alleen de reductie die in de stal plaatsvindt, wordt erkend. De opslag buiten de stal, de aanwending en opname van N van deze behandelde mest is totaal niet in beeld. Wat is dit nu voor een ammoniakbeleid?
Wildpoepen en -plassen
Onlangs is bij ons de uitstoot met de hand gemeten. Uitkomst: de laagst te meten waarde voor ammoniak, methaan en H2S (waterstofsulfide). Terwijl deze stal voor ‘gangbaar’ (mest en urine bij elkaar in een put onder de roosters waar de koeien op lopen) op papier staat.
Vreemd is het dat vóór 2010 de Nederlandse koeien 9,5 kg ammoniak uitscheidden, en inmiddels 13,5 kg ammoniak. Ligt dit aan de meetapparatuur, de meetmethode, de koeien, het voer of is het berekend? Terwijl dezelfde koeien met dezelfde productie en voer in België 11,5 kg ammoniak uitscheiden. Wat geheel de plank misslaat is, dat er een N-vergunning nodig is om de koeien buiten te mogen weiden (natuurlijke habitat van de koe). Alsof in de weide een grotere uitstoot plaatsvindt dan in de stal. De N-vergunning heeft betrekking op het staltype. De kans dat urine en mest elkaar raken, waardoor ammoniak ontstaat, is in de wei vele malen kleiner dan in de stal. En hoe zit het dan met reeën, herten, grote grazers, die ook zo maar wat poepen en plassen in de natuur, en ook actief beheerd worden. Zo kom je nooit tot echte oplossingen. Laat meer onafhankelijke experts op gebied van veevoeding, bemesting en bodemleven het beleid bepalen, in plaats van een kluwen aan juristen van LNV, WUR en RIVM en/of andere niet-onafhankelijken. De natuur heeft haar eigen wetten!
N-verliezen beperken
Ik hoop dat bovengenoemde organisaties samen optrekken om een intelligente manier van ammoniakreductie te introduceren. In het kringlooptraject van: voer voor de koe, productie van melk, mest en urine, opslag van mest en urine, meststof aanwenden voor de gewassen en opname door de gewassen, kan nog een hele slag geslagen worden om N-verliezen te beperken. De huidige wet- en regelgeving houdt die echter tegen! Bijvoorbeeld door het verplichte zodenbemesten, wordt de mest in sleufjes in de bodem gebracht. Waardoor daar plaatselijk overbemest wordt, en 20 centimeter tussen de sleufjes verschraalt de bodem.
Breedwerpig bemesten
Breedwerpig bemesten met behandelde mest is vele malen beter voor het gewas en de bodem dan zodenbemesten. Ook veel beter voor het bodemleven. En je hoeft niet bang te zijn voor emissie. ‘De huidige mestwetgeving is gebaseerd op een illusie. Het emissie-arm aanwenden van emissierijke mest, resulteert in een erg zwakke N-benutting,’ Dit gaf dr. Erisman al 20 jaar geleden aan in zijn boek ‘De vliegende geest, ammoniak uit de landbouw en de gevolgen voor de natuur’.
Een totaal andere aanpak die dichter bij de natuur staat, die valt niet te borgen, maar wel te sturen. Een soort van intelligente manier van ammoniak reduceren. In de mestwetgeving mag naast N uit dierlijke mest, N uit kunstmest aangewend worden op het land. Laten we bijvoorbeeld 50 kg N per hectare uit kunstmest minder aanwenden, en daarvoor de N uit dierlijke mest te verhogen met 25 kg N per hectare (ongeveer 5 kuub mest). Dus het gaat niet om meer koeien houden. Netto komt er dus minder N-bemesting per hectare. Dit stimuleert om mest te behandelen, zodat die de ammoniak bindt, om na aanwending dezelfde of hogere grasproductie te halen. En reduceert dus op die manier de ammoniakuitstoot. Het kost minder mestafzet en kunstmestaankoop, maar wel inspanningen om ammoniak te binden. Kringlooplandbouw! Uiteindelijk wordt er minder kunstmest geproduceerd, wat ook nog eens een aardgasbesparing oplevert.
Laag ureumgehalte belonen
Een heel andere oplossingsrichting zit in de nauwe relatie tussen ureum in de melk (N-overschot in het rantsoen) en ammoniak in de mest. Door de verhouding in het voer te veranderen van energie en de juiste eiwitten in het voer, is die te beïnvloeden. Elke tank vol melk wordt gecontroleerd op ureum, maar er is nog steeds geen geborgde oplossing om dit mee te laten tellen als reductie.
Stikstofrechten naar bouw
We kunnen boeren gaan belonen, die melk met een laag ureumgehalte produceren. Dit kost wellicht wat melkproductie, maar door deze ‘vrijgekomen stikstofrechten’ te verkopen aan bijvoorbeeld de bouw, kunnen we de kosten opvangen. En de bouw kan ze doorberekenen. Als dit voor elke boer gaat gelden, kunnen we stoppen met het boeren verplaatsen uit oude landbouwgebieden. Het huidige en voorgestelde beleid kost een bak vol leed en geld en zal per geïnvesteerde euro weinig natuurrendement opleveren.
Henk Aalpol, melkveehouder in Enschede.
Eenieder die meer wil weten, is bij Aalpol welkom op vrijdagmiddag voor een rondleiding op afspraak, mits het is toegestaan wat betreft corona.
Tekst: Henk Aalpol
Beeld: Ruth van Schriek