Column: Nieuwe verdienmodellen of landschapsfonds
Deze week werden de nieuwste cijfers gepresenteerd over de biologische landbouw. Ondanks dat deze sector nog steeds groeit, is deze nog steeds klein (4,3 procent). Bovendien gaat een groot deel naar het buitenland waar de biosector harder groeit dan in Nederland. Dat de biologische landbouwsector groeit, komt door de gunstigere marktomstandigheden, maar die omstandigheden staan in meerdere teelten en sectoren wel onder druk. Bovendien is de afzet begrensd door het hogere prijskaartje dat aan bio hangt.
Heilig geloof
Het gros van de landbouw zal dus de komende jaren gewoon regulier blijven en de druk van het kringloopbeleid voelen. Lees: hogere kosten en minder marge. Nu weet ik dat minister Schouten al twee jaar roept dat er met kringlooplandbouw ook nieuwe verdienmodellen moeten komen om deze manier van bedrijfsvoering financieel haalbaar te maken. Op het ministerie heerst het heilige geloof dat er nieuwe verdienmodellen gevonden gaan worden. De hamvraag daar is hoe de periode financieel overbrugd moet worden totdat deze verdienmodellen er zijn.
Wereldmarkt en supermarkt
Of dat nu een realistische visie is of een droombeeld, laat ik aan anderen over. De gedachte is wel interessant. De minister zal ongetwijfeld met GLB-gelden sturen, maar het is de vraag of ze daar veel boeren in mee krijgt. Wij schreven al eerder dat bijna de helft van de boeren geen toeslag meer aanvraagt bij het aanscherpen van de GLB-voorwaarden. Provincies kunnen weliswaar met financiering bijsturen, maar ik schat in dat dat niet genoeg zal zijn. En van subsidies weten we dat ze meestal tijdelijk van aard zijn. Structureel hogere kosten dek je daarmee niet af. Dus als het scenario uitkomt dat er geen of maar weinig verdienmodellen worden gevonden – voor mij het meest reële scenario omdat we concurreren op een wereldmarkt en het in de supermarkt draait om de prijzen – dan is kringlooplandbouw geen toekomstbestendig model.
Waarom zouden boeren dat dan niet kunnen?
Hoe zou het dan wel kunnen? Misschien lukt het via de biodiversiteitsmonitor. Deze wordt in de melkveehouderij getest in Drenthe en nu ook voor de akkerbouw opgezet in Groningen. Omdat het voor een deel draait om voordelen die samenhangen met marktomstandigheden en marktpartijen, vraag ik me af of dat genoeg zal zijn.
Zelf denk ik nog aan een andere oplossing. Kijk eens hoe succesvol de ‘goede doelenorganisaties’ zijn met het binnenhalen van grote sommen geld van bijvoorbeeld de Postcodeloterij en legaten bij overlijden. De ‘Wakker Dieren’ van Nederland profiteren daar flink van mee. Ook Natuurmonumenten, een partij die tegenwoordig aardig wat grond beheert, weet daar veel geld mee binnen te halen. Waarom zouden de boeren dat niet kunnen?
Landschapsfonds
Laten we een landschapsfonds opzetten in de sector die voldoet aan de voorwaarden van de ‘goede doelenorganisaties’. Daardoor kan het belastingtechnisch interessant worden om gelden te schenken en om in aanmerking te komen voor gelden uit de Postcodeloterij. Een fonds dat zich richt op biodiversiteit op agrarische percelen, bijvoorbeeld, zodat de hogere kostprijs van bredere akkerranden en kruidenrijke graslanden gecompenseerd wordt. Geld is er in overvloed. Vorig jaar realiseerde het kabinet een begrotingsoverschot van ruim 10 miljard. De Postcodeloterij deelde in 2018 alleen al 371 miljoen euro uit aan 117 goede doelen.
Stel dat zo’n fonds voor 10 procent van het landbouwareaal een vergoeding van 300 euro geeft om het landschap en biodiversiteit te stimuleren – om mee te beginnen. Dan praten we over een bedrag van circa 54 miljoen euro per jaar. Daar kunnen maar weinig mensen tegen zijn, zou ik zeggen. Tel daar de GLB-subsidie en eventueel toekomstige verdienmodellen bij op en duurzaamheid wordt ook financieel een stuk aantrekkelijker.