‘Politieke agenda zit oplossing stikstof dwars’
Dit artikel komt uit de Veldpost, Vee & Gewas, Stal & Akker en Agraaf van 26 oktober 2019. Wilt u artikelen zoals deze niet missen? Word dan vandaag nog abonnee of vraag een gratis proefnummer aan.
Nico Gerrits waarschuwde boerenbelangenbehartigers en de Tweede Kamer jaren geleden voor de stikstofproblemen waar Nederland nu mee kampt. Zijn waarschuwingen werden in de wind geslagen. De voormalig adviseur van bureau INCAconsult, verdiepte zich al in het Natura 2000-dossier toen Nederland bezig was de richtlijnen vanuit Brussel om te zetten in Nederlandse wetgeving. In die cruciale periode is de basis gelegd voor de stikstofproblemen.
Gerrits: „Bij het implementeren van de Vogel- en Habitatrichtlijn heeft de groep ambtenaren op het ministerie van LNV, die gaat over Natura 2000, samen met Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten meer gebieden aangewezen dan de Europese Commissie vroeg en gebieden aangewezen op oneigenlijke gronden. Diezelfde groep zit nog steeds op het ministerie.”
Oneigenlijke aanmeldgronden
Gerrits stelt dat de ambtenaren van het ministerie daar verschillende wegen voor bewandelden. Er kwamen gebieden op de aanmeldingslijst voor habitattypen en specifieke soorten die Nederland vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn moest beschermen. Die soorten kwamen er soms helemaal niet voor of voldeden niet aan selectiecriteria. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij gebieden in Friesland, Eilandspolder-Oost in Noord-Holland en bijvoorbeeld het Norgerholt in Drenthe. In het Norgerholt is de aanwijzing bijvoorbeeld gebaseerd op het habitattype eiken-beukenbossen met hulst dat daar niet voorkomt. „Eigenlijk is dit een vorm van fraude.”
Een tweede manier was om in gebieden habitattypen met een goede natuurkwaliteit niet te selecteren en in gebieden met een slechtere natuurkwaliteit wel. Dit gebeurde bijvoorbeeld met het habitattype Veenbossen (code H91D0) in het Wooldse Veen (GD). „Dit gebied is aangemeld als een van de belangrijkste gebieden in Nederland voor dit habitattype. En dat is vreemd, want de kwaliteit van het veenbos werd in 2004 als ‘matig tot slechte kwaliteit van instandhouding’ geclassificeerd. Terwijl een gebied als de Weerribben juist kwalitatief goede veenbossen heeft. Deze werd echter niet tot de vijf belangrijkste gebieden voor dit natuurdoeltype geselecteerd. Hieruit kun je opmaken dat het ministerie een veel grotere ambitie had dan waar ze toe verplicht was vanuit de Europese richtlijnen.”
Gerrits trekt zelfs de conclusie dat als de Weerribben en andere gebieden met een betere kwaliteit waren geselecteerd – dat had feitelijk ook gemoeten – het Wooldse Veen nooit een Natura 2000-gebied was geweest. Geen van de habitattypen in het gebied voldeed aan de selectiecriteria.
Aanwijzing terugdraaien
De vraag is of dit soort fouten in de aanmelding van 2004 zijn terug te draaien. Wanneer de aanmelding in 2004 op basis van wetenschappelijke gegevens had plaatsgevonden, waren er volgens Gerrits minstens zes gebieden minder aangewezen. Terugdraaien kan niet, stelde minister Carola Schouten. Gerrits denkt ook dat het lastig wordt, maar niet onmogelijk. „Al was het alleen maar omdat Nederland tien jaar de tijd had om de aanmelding voor te bereiden. Dat is genoeg tijd om dat op een grondige en nauwkeurige wijze te doen.” Doordat er aantoonbaar fouten zijn gemaakt, is het volgens Gerrits wel mogelijk om het terug te draaien. „De minister zal goed moeten onderbouwen richting Brussel dat er gebieden op volledig onterechte gronden zijn aangemerkt. Het kan teruggedraaid worden als de politieke wil er is.”
Ambities terreinbeheerders
Naast het verminderen van het aantal Natura 2000-gebieden ziet Gerrits een veel kansrijker traject waarvoor niet eens in Brussel aangeklopt hoeft te worden. Een van de grootste problemen rondom de instandhoudingsdoelstellingen voor al die Natura 2000-gebieden zijn de ambities die er na de aanwijzing aan zijn toegevoegd. Volgens Gerrits gaat het om ambities van de terreinbeherende organisaties. „Brussel heeft nooit gevraagd om dat hoge ambitieniveau, maar dankzij de ambtenaren op het ministerie is dat nu wel een van de grootste problemen. Minister Schouten wil met haar voorstellen ook zo snel mogelijk herstelmaatregelen om een goede instandhoudingssituatie te creëren. Maar dat gaat nooit lukken. Niet elk habitattype en vegetatie wil groeien op plekken waar we dat nu volgens het beleid willen, doordat de natuurlijke omstandigheden om die natuur te realiseren niet aanwezig zijn. Je kunt niet zomaar 100 hectare afgraven en verklaren dat het heide wordt. Het enige dat daar gaat groeien is pitrus.”
Een treffend voorbeeld dat natuurorganisaties vaak naar voren schuiven is de vergrassing van heide die veroorzaakt zou worden door de overmaat aan stikstof. Gerrits draait het om. „Een heideveld vergrast altijd want het is een natuurlijk proces dat uiteindelijk leidt tot een overgang naar bos. Waarom vergraste het vroeger niet? Omdat er duizenden schapen liepen. Die knabbelden ook wel aan de heide, maar graasden vooral het gras weg. Bovendien gingen die schapen ’s nachts de potstal in waardoor het grootste deel van de mest daar achterbleef. Er werd dus actief en intensief verschraald en dat gebeurt nu door terreinbeherende organisaties op een minder intensieve manier. Dat heeft dus niets te maken met een overmaat aan stikstof.”
Actief hoogveen
Het schrijnendste voorbeeld van het ophogen van de natuurdoelstellingen is volgens Gerrits het habitattype Actief hoogveen. „De EU was in 2004 akkoord met de aanwijzing van twee gebieden. Het mochten er ook vijf of tien zijn, maar die waren er niet. Maar in de instandhoudingsdoelstellingen is het er in twintig gebieden bij ingestopt. Dat hoefde niet en was ook geen Natura 2000-doelstelling. Het mooie is, hiervoor hoeft de minister niet terug naar Brussel. Die doelstellingen zijn na de aanmelding toegevoegd. Die kan de minister gewoon schrappen. Heel veel van die doelstellingen van terreinbeheerders kan de minister schrappen. Het is een politieke keuze om dat niet aan te passen. Mocht de minister het wel willen dan is het in twee tot drie weken te realiseren. Maar wat ik proef in het voorgenomen beleid is om alles zo snel mogelijk wel te realiseren. Dan ben je dertig jaar bezig en dan ben je er nog niet, zelfs als er geen boeren meer zijn in Nederland.”
Herijken van de doelstellingen per Natura 2000-gebied kan er ook voor zorgen dat de status van Natura 2000 ingetrokken kan worden. Vogelrichtlijngebied Eilandspolder in Noord-Holland is daar volgens Gerrits een voorbeeld van. Eilandspolder is aangewezen op basis van het aantals-criterium voor lepelaars. „Die lepelaars sliepen een aantal jaren in de polder maar zijn al tien jaar weg, dus het hele argument om dat gebied te handhaven als vogelrichtlijngebied is er niet meer. Daar heeft niemand schuld aan, maar het kan daardoor wel geschrapt worden. Voor de landbouw zet dat overigens weinig zoden aan de dijk, maar het zegt wel iets over de methodiek. In het spoor van de lepelaar hebben de natuurorganisaties ontdekt dat er andere vogels zijn in dat gebied die nu op een zelfde wijze worden beschermd als de lepelaar. En dat hoeft niet volgens de richtlijn.”
Passende beoordeling
Er is ook nog iets anders wat de minister kan doen. Dat zit in de wetgeving. In artikel 6.3 van de Habitatrichtlijn staat dat er een passende beoordeling nodig is voor activiteiten die invloed hebben op de Natura 2000-gebieden. Gerrits: „Nederland eist een passende beoordeling voor iedere postzegel aan natuur, zelfs als het een omvang heeft van 0,02 hectare. Dat staat niet in verhouding tot het stikstofprobleem dat nu de maatschappij treft. En het hoeft ook niet. Sterker nog, er ligt een uitspraak over het toepassingsbereik van de passende beoordeling door het Europees Hof van Justitie. Die beperkt het toetsingskader tot de habitattypen en soorten waarvoor de gebieden zijn geselecteerd. Dat is de uitleg van het begrip natuurlijke kenmerken van het gebied. Die uitspraak heeft de overheid naast zich neergelegd. Het ministerie doet net alsof er geen uitspraak is. En dat is gek, want toen datzelfde Europees Hof zich eind vorig jaar uitsprak over de Programmatische Aanpak Stikstof legde de overheid dat niet naast zich neer. Het ministerie van LNV is dus selectief in het opvolgen van de uitspraken van het Europees hof. Wanneer de minister de eerste uitspraak net zo serieus neemt als de tweede, dan zijn er voor veel projecten geen passende beoordelingen meer nodig en kunnen vergunningen makkelijker worden verleend.”
Natuurkwaliteit verbeterd
Gerrits weerlegt ook het beeld dat de overheid en natuurorganisaties schetsen van de status van natuurkwaliteit. Op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur heeft hij alle aanmeldformulieren, de zogenaamde standaardgegevensformulieren, die het ministerie van LNV naar Brussel stuurde, opgevraagd en gekregen. Hierin staat exact omschreven voor welke habitattypen de Natura 2000-gebieden zijn aangemeld in Brussel en wat de kwaliteit van instandhouding is. Datzelfde geldt voor de updates die het ministerie doorvoert in die formulieren, een verplichting vanuit de EU. Dat hij die informatie via een juridische procedure boven tafel moest krijgen, is volgens hem tekenend voor hoe transparant het ministerie is over deze informatie.
Op basis van deze informatie, die dus vanuit het ministerie naar Brussel wordt gestuurd, is vast te stellen hoe de natuurkwaliteit zich ontwikkelt in de Natura 2000-gebieden. En dat blijkt positief te zijn. Voor 49 procent van alle habitattypen blijkt de kwaliteit tussen 2004 en het moment van de laatste update (2015 tot 2018) hetzelfde te zijn. In 22 procent van de gevallen is het achteruitgegaan en in 29 procent is het beter geworden. Gerrits: „Netto is de natuurkwaliteit in alle gebieden samen dus beter geworden.”
Wooldse Veen
Op verzoek van de redactie van Agrio heeft Gerrits specifiek naar het Wooldse Veen gekeken. En daar blijkt iets opmerkelijks aan de hand te zijn. Gerrits: „Het gebied is zoals eerder al aangegeven aangemeld op basis van het habitattype Veenbos. Bij de update in 2015 wordt Veenbos helemaal niet meer genoemd en verschijnt er uit het niets het habitattype Actief hoogveen, dat niet voorkwam in het aanmeldformulier van 2004.
Helemaal uit het niets is natuurlijk wat overdreven, want de ontwikkeling van Actief hoogveen is al sinds 2006 een doelstelling voor het gebied, zonder dat daarvoor vanuit de Habitatrichtlijn een verplichting geldt. Bovendien is de kwaliteit van het habitattype Herstellend hoogveen, wat ook in het gebied voorkomt, verbeterd van matig tot slecht naar goed. Dat laatste is ook opmerkelijk, omdat de kritische depositiewaarde voor stikstof voor dat gebied sterk overschreden wordt.”
Op basis van de update stelt Gerrits vast dat het Wooldse Veen feitelijk afgemeld had moeten worden als Natura 2000-gebied, omdat de aanmeldgrond van Veenbos niet meer van toepassing is. Uit een overzicht dat Gerrits opstelde blijkt dat er in 87 Natura 2000-gebieden extra habitattypen zijn toegevoegd ten opzichte van de oorspronkelijke aanmelding.
De vraag rijst of de informatie van de updates in Brussel wel gecontroleerd wordt. Volgens Gerrits was er destijds, toen hij nog actief was met zijn adviesbureau, één persoon verantwoordelijk voor de controle van de uitvoering van de richtlijnen voor de Benelux. Het vergelijken van de data kostte Gerrits vijf dagen, dus daar zit het werk niet in. Gerrits denkt dat er politieke redenen zijn om Nederland niet op de vingers te tikken en daardoor gebeurt er niets met deze informatie.