Vergunningverlening stikstofgerelateerde activiteiten weer van start
Toestemming voor stikstofgerelateerde activiteiten wordt mogelijk zolang deze activiteiten niet leiden tot een toename van neerslag van stikstof in natuurgebieden. De kern van de nieuwe regels is dat nu van tevoren moet worden aangetoond dat emissie en depositie met zekerheid afnemen of niet stijgen. De twaalf provincies hebben van het Kabinet een regierol toebedeeld gekregen in het gebiedsgericht aanpakken van ‘de stikstofproblematiek’. Over hoe deze gebiedsgerichte aanpak verder wordt ingevuld en de daarvoor benodigde middelen, zijn de provincies in overleg met het Kabinet.
Strikte voorwaarden
„De vergunningverlening kan weer van start. Maar de spelregels zijn sterk veranderd sinds de uitspraak van de Raad van State dat de vergunningverlening volgens PAS niet voldoet. De uitstoot mag absoluut niet meer toenemen en, moet waar mogelijk, verminderen. In de beleidsregels die door alle twaalf Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld staan strikte voorwaarden waaraan vergunningen moeten gaan voldoen”, aldus Esther Rommel, gedeputeerde Natuur en Landschap van Noord-Holland.
Jeannette Baljeu, gedeputeerde Zuid-Holland stelt dat ervoor is gekozen om kwetsbare natuurgebieden te beschermen. „Het is dus niet zozeer een juridische exercitie, want we hebben een concreet doel. We zoeken daarbij een balans tussen bescherming van het milieu enerzijds en ruimte bieden voor de economie anderzijds. Dat is waar we nu mee bezig zijn.”
Intern en extern salderen
Volgens de twaalf provincies leiden de nieuwe beleidsregels voor het verlenen van vergunningen tot een afnemende stikstofuitstoot door intern en extern salderen. Zo kunnen initiatiefnemers die kunnen aantonen dat ze per saldo geen stikstof uitstoten of kunnen aantonen dat dit geen significant effect heeft op Natura 2000-gebieden weer worden vergund. ‘Dit kan door de uitstoot te beperken met schonere technieken of door een beperkte stijging van de emissie te salderen met een veel grotere daling van een andere bron; het extern salderen’, aldus de provincies.
ADC-toets
Projecten die wel effect zouden hebben op de natuur, kunnen ‘als ze van groot maatschappelijk belang zijn en er geen alternatieven zijn’, gebruik maken van de ADC-toets en de effecten compenseren. Via een ADC-toets moet worden aangetoond dat er geen alternatieven met minder schadelijke effecten in Natura 2000-gebied zijn. Daarnaast moet er een ‘dwingende reden van groot openbaar belang om het project doorgang te verlenen’ bestaan. Voorbeelden van ‘groot openbaar belang’ zijn werkgelegenheid, volkshuisvesting, volksgezondheid, nationale economische belangen, verkeersveiligheid en duurzaamheid. Tot slot moet de schade aan de natuur worden gecompenseerd.
Tekst: Renske Luimes
Renske is opgegroeid op een klein gemengd bedrijf. Bij Agrio kan ze haar grootste hobby, namelijk schrijven, combineren met haar voorliefde voor de landbouw.
Beeld: Ellen Meinen
Bronnen: Provincie Zuid-Holland, Provincie Noord-Holland