Ottolandse veehouder vangt bot in subsidieconflict met provincie
Eerder kreeg Stuij van de rechtbank Den Haag nog gelijk, maar ‘s lands hoogste bestuursrechtscollege draait die uitspraak in hoger beroep terug. Voor Stuij zijn de druiven bijzonder zuur.
Kort na een wijziging van de subsidieregeling voor het natuurbeheer in 2014 kreeg Stuij op zijn boerderij aan de Haringweg een milieuambtenaar op bezoek. Die wees hem er op dat het voortaan verboden was om regenwater dat op de mesthoop terecht kwam zo in de sloot te laten lopen. Daarvoor moest hij naast de mestplaat een put ingraven om het zogenoemde percolaat(mest)water weg te kunnen pompen. Want het stikstofrijke mestwater in de sloot is slecht voor de natuur.
Risico
Stuij bestelde braaf een put en dekte de mesthoop zolang met een zeil af. Toen de ambtenaar in april 2015 weer langs kwam deelde Stuij mee dat hij de put in juni van dat jaar kreeg en kon ingraven. De ambtenaar vond dat prima en liet volgens de veehouder op geen enkele manier merken dat hij daarmee een groot risico liep voor een strafkorting van zijn natuurbeheersubsidie.
Toen enkele weken daarna een brief met de strafkorting van enkele duizenden euro’s op de mat plofte stapte hij naar de rechtbank. Die stelde hem in het gelijk, maar de Raad van State ziet het anders. Die oordeelt in de uitspraak dat Stuij ervan op de hoogte was, of had kunnen zijn van de strenge subsidievoorwaarden. Een van die voorwaarden was nu eenmaal het hebben van een mestput. Dat Stuij wachtte met het ingraven van een nieuwe put totdat er een goedkopere tweedehandsput beschikbaar was, is zijn eigen keuze, meent de Raad.
Mest afvoeren
Dat was op zich nog niet zo’n probleem geweest als hij in de tussentijd zijn mest had afgevoerd. Maar ook daarmee maakte de veehouder geen haast omdat hij de mest later op zijn land wilde uitrijden. Uit de uitspraak blijkt dat de veehouder blijkbaar teveel waarde hechtte aan de toezeggingen van de controleambtenaar en te weinig de subsidievoorwaarden naar de letter heeft toegepast.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Ellen Meinen