RIVM verklaart verschil tussen gemeten en berekende ammoniakconcentratie
Over de gehele periode tussen 2005 en 2016 is de berekende uitstoot van ammoniak gedaald. De gemeten ammoniakconcentratie over dezelfde periode steeg licht. Deze tegengestelde tendensen zijn nader door het RIVM onderzocht in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in het kader van een Verbetering motivering Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Meerdere factoren
De uitstoot van ammoniak wordt volgens het RIVM gebruikt om de concentraties hiervan in de lucht te berekenen, en op basis daarvan de depositie van ammoniak. De berekeningen worden vervolgens gecorrigeerd met de gemeten concentraties. Meerdere factoren hebben invloed op de concentraties ammoniak in de lucht. Het uiteenlopen van de ontwikkelingen in de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties kan dus gedeeltelijk worden verklaard door de afgenomen emissies van stikstof en zwaveloxiden.
Het RIVM onderzoekt momenteel verder of er mogelijke verklaringen vanuit de emissiekant zijn voor het resterende verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentratie van ammoniak door de jaren heen. Dit onderzoek zal eind 2018 afgerond worden.
Daling stikstofdepositie
Het RIVM beschreef een tijd geleden wat de samenstelling is van de stikstof die tussen 2005 en 2016 in Nederland op het oppervlak (bodem en planten) is neergedaald. Ook is beschreven op welke manier het RIVM deze zogeheten stikstofdepositie bepaalt. De landelijk gemiddelde stikstofdepositie bedroeg in 1990 ruim 2700 mol stikstof per hectare en is sindsdien geleidelijk gedaald tot ruim 1700 mol stikstof per hectare in 2016. De daling is de laatste jaren afgevlakt. Dit komt onder andere doordat de ammoniakuitstoot niet meer daalde.
Volgens de Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen Nederland - rapportage-2017 van het Planbureau voor de Leefomgeving zal de totale uitstoot en daardoor ook de depositie van stikstof in de toekomst weer verder afnemen.