SDa past antibioticabeleid vleeskuikens aan
In het jaarverslag 2017 wordt gesteld dat het gemiddelde antibioticaverbruik in deze genoemde sectoren niet verder verlaagd hoeft te worden omdat anders de gezondheid van de dieren in gevaar kan komen. Dierenartsen en boeren hebben daar afgelopen jaren al voor gewaarschuwd en de SDa neemt dat nu dus over.
Er wordt wel gepleit voor een lange overgangsperiode tussen het oude en nieuwe systeem. Met een vaste grenswaarde (benchmark) van 8 DDD of dierdagdosering (vleeskuikens), 6 DDD (melkvee), 2 DDD (vleesvee en opfokdieren) en 5 DDD (zeugen, biggen en vleesvarkens) kunnen boeren in een slecht jaar daar boven komen en dan direct in het actiegebied belanden waarbij maatregelen genomen moeten worden. Daarom moeten er in de overgangsperiode niet direct consequenties worden verbonden aan een overschrijding maar bijvoorbeeld pas na twee jaar op rij.
Nu er in de afgelopen jaren al zo veel goeds bereikt is, moet er voor gewaakt worden dat de afronding naar een duurzaam en meer genormaliseerd gebruik van antibiotica in de dierhouderij niet gepaard gaat met teleurstelling en frustratie waardoor de bereidheid om mee te werken kleiner wordt, zo waarschuwt de SDa. De overgang naar het nieuwe systeem zal veel vergen van boer en dierenarts.
Te ambitieus
Bedrijven die eerst in het oranje signaliseringsgebied (of zelfs het groene streefgebied) zaten kunnen nu opeens in het rode actiegebied belanden omdat ze boven de nieuwe grenswaarde komen. Beleidsmakers moeten daar rekening mee houden, aldus de SDa, die denkt dat een duidelijke overgangsperiode noodzakelijk is. Zo zal voor de varkenssector een snelle overgang van 10 naar 5 DDD en de vleeskuikensector van 15 naar 8 DDD wellicht te ambitieus zijn. Op langere termijn moeten die nieuwe benchmarken wel het doel zijn. Het is de bedoeling dat het vaste grenswaarden worden die niet meer verlaagd hoeven te worden omdat anders de diergezondheid in het geding komt.
Dat geldt niet voor diersoorten als kalkoenen, kalveren (blankvlees en rosstart) en speenbiggen waar nu het verbruik nog te hoog ligt. De SDa zal ook hier grenswaarden als benchmark bepalen maar die hebben dan een voorlopig karakter. Door die te verlagen komende jaren moet het gebruik verder omlaag.
64 procent lager
Uit het jaarverslag 2017 blijkt verder dat vorig jaar het antibioticagebruik bijna 64 procent lager was dan in 2009, het eerste jaar van de registratie.
Grote dalers vorig jaar waren de kalkoensector (-23,7 procent), de vleeskuikensector (- 7,8 procent), de kalversector (- 3,6 procent) en de varkenssector (- 2,2 procent). In de rundveesector, waar het gebruik al erg laag was, was juist een kleine toename vorig jaar, 1,5 procent meer bij melkvee en 2,7 procent meer bij vleesvee. De SDa denkt overigens dat het om een normale jaarlijkse schommeling gaat.
Het gebruik van derde-keuze-middelen, die ook voor de humane gezondheidszorg belangrijk zijn zoals fluorochinolonen en 3e en 4e generatie cefalosporines, was in de veehouderij opnieuw erg laag. Behalve reductie was dat vanaf het begin een belangrijk doel.
Voorraadvorming
Opvallend is dat de totale verkoop van antibiotica vorig jaar, ruim 181.000 kilo actieve stof, drie procent meer was dan in 2016 ondanks de gerealiseerde reductie. De SDa denkt dat deze op het eerste gezicht tegenstrijdige cijfers te verklaren zijn door voorraadvorming en sectoren zoals schapen en geiten die niet gemonitord worden.
Door de gerealiseerde reductie in de dierhouderij is vorig jaar ook het aantal dierenartsen in het rode actiegebied sterk gedaald. Een uitzondering hierop is de kalversector waar een groter aantal dierenartsen met een voorschrijfpatroon in het signaliserings- en actiegebied werkzaam is dan in andere sectoren. Uiteraard hangt dat dan samen met de gebruikspatronen op bedrijfsniveau.
De SDa wil voor de dierenartsen in sectoren met weinig antibioticagebruik dit najaar ook eigen benchmarken opstellen.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Guus Visser