Graszaadoogst 2017 onder verwachting door droogte

Arealen
In 2017 werd 13.311 hectare graszaadteelt aangemeld bij de NAK. Dit betekende een stijging van het Nederlandse areaal met bijna 6 procent ten opzichte van 2016. Binnen het totaal was Engels raaigras met 9.556 hectare het grootste gewas (71,8 procent). In volgorde van areaalomvang volgden dit jaar rietzwenkgras met 1.234 hectare (9,3 procent), Westerwolds raaigras met 632 hectare (4,7 procent), veldbeemd met 400 ha (3,0 procent) en gekruist raaigras met 400 hectare (3,0 procent). Kleinere arealen waren er van Italiaans raaigras, roodzwenkgras en Festulolium (kruising van raai- en rietzwenkgrassen).
Jeroen Giesen van DSV (Eurograss), voorzitter van de Werkgroep Graszaden en Graszoden (WGG), ziet een aantrekkende vraag bij veehouders en groeiende belangstelling bij de consument voor gazongras. “De melkveehouderij staat er iets florissanter bij en ook de vraag naar gazongras is conjunctuurgevoelig. Nu we zien dat de economie aantrekt, verwacht ik meer vraag.”
Wisselend beeld
Volgens Giesen liggen de opbrengsten bij de telers onder invloed van de droogte dit jaar 15 tot 20 procent onder het meerjarige gemiddelde van 1.300 tot 1.550 kilo per hectare. “Het is natuurlijk afhankelijk van de soort maar bij Engels raaigras hebben we op sterk verdroogde percelen opbrengsten gezien van 800 kilo, terwijl op percelen waar de omstandigheden goed waren boven de 2.000 kilo werd gehaald.” De vroeger geoogste soorten als roodzwenk en rietzwenk (diepwortelend) hadden gemiddeld minder last, maar ook hier waren telers die met een tegenvallende oogst te maken hadden.
Bij Engels raaigras heeft zwarte roest in de droge periode mogelijk een extra negatief effect gegeven en tot een lagere opbrengst geleid. Giesen spreekt van een substantieel verlies van 200 tot 300 kilo per hectare. Het fenomeen zwarte roest staat op de agenda van de werkgroep. Mogelijk kan de schimmel preventief worden aangepakt, bijvoorbeeld met andere spuitmiddelen of een ander spuitschema.”
Meer belangstelling
Los van het wisselende beeld in 2017 bespeurt Giesen onder akkerbouwers een duidelijke groei in de belangstelling voor de graszaadteelt. “We hebben moeilijke tijden gehad, maar we merken dat er nu weer meer interesse is. Dat komt ook omdat de teelt van graszaad ‘onder de streep’ meer opbrengt dan bij concurrerende gewassen.” In vergelijking met graan levert een hectare graszaad gemiddeld 300 tot 500 euro meer op. En een teler die er het beste van maakt, kan wel 800 tot 900 euro meer saldo binnenhalen.” Daar staat tegenover dat graszaadteelt nog meer vakmanschap vraagt en snel handelen op cruciale momenten (zaaien, oogst).
Ook naar de toekomst toe verwacht hij goede tarieven. Het niveau in de contracten ligt gelijk of iets hoger van de prijzen voor oogst 2017. “Elke graszaadbedrijf heeft zijn eigen prijsstelling. Maar bij een aantrekkende vraag, is het logisch dat telers over een hoger tarief willen praten.”
Wat de branche betreft mag het landelijke areaal de komende jaren best groeien met 500 tot 1000 hectare per jaar naar 17.000 tot 18.000 hectare. Wat de verwerkingscapaciteit van de zaadfirma’s betreft is dat geen probleem. Hij herinnert er aan dat er in ons land ooit 25.000 hectare per jaar werd geteeld. “Maar dat was nog in een tijd dat er subsidies werden verstrekt.”
Volgens de voorzitter van WGG is het Nederlandse klimaat uitermate geschikt voor graszaadteelt. “In Nederland geproduceerd zaad is goed, we moeten wel aan de kwaliteit blijven werken.”
Met name Zuidwest-Nederland, waar 70 procent van de teelt is geconcentreerd, heeft zijn hart gestolen als teeltgebied. Maar ook in de noordelijke provincies (15 procent), Noord- en Zuid-Holland (10 procent) en Flevoland (5 procent) is graszaad prima te telen. “Ik ben een voorvechter van behoud en verbetering van de teelt in Nederland.”
Risicomijdend
Volgens Jeroen Giesen hadden de zaadbedrijven voor 2018 graag 15.000 hectare graszaad bij telers vastgelegd. Dat is bijna 2.000 hectare meer dan de 13.300 hectare waar het nu op lijkt uit te komen. Dat de gewenste areaaluitbreiding er niet komt, vindt zijn oorzaak in de natte herfst. Door de late oogst van aardappelen durven telers het niet aan om als volggewas graszaad in te zaaien. Ze geven de voorkeur aan wintertarwe, dat bij latere zaai minder gevoelig is voor vorstschade.
Volgens WGG wordt het aanbod van graszaad niet gecompenseerd door meeropbrengsten in andere belangrijke Europese teeltgebieden (Denemarken, Duitsland) of die buiten Europa, met als gevolg dat de voorraden zullen krimpen. Desondanks liggen de graszaadvoorraden bij de handelsbedrijven op een redelijk niveau. “Toch denk ik dat er nog voldoende buffer is”, zegt Giesen.
Branche-samenwerking
De Werkgroep Graszaad en Graszoden (WGG) is een onafhankelijke groep van vertegenwoordigers uit de branche met als doel de teelt van graszaad en graszoden te bevorderen. Naast Nederlandse zaaizaadbedrijven (DSV, Barenbrug, Joordens, DLF en Vandinter Semo) maken ook graszaadtelers en graszodenkwekers hiervan deel uit.
Voor het opzetten en financieren van onderzoek heeft WGG een samenwerking met DLV Plant en Proefboerderij Rusthoeve. Samen vormen zij het Expertisecentrum Graszaad en Graszoden. Het secretariaat van de werkgroep is ondergebracht bij de Brancheorganisatie Akkerbouw in Zoetermeer.
Tekst: Henny Lenkens
Beeld: Fotoarchief Akkerwijzer