Van perceelsniveau naar gebiedsniveau: habitatscorekaart moet gebiedsgericht werken voor agrarische collectieven mogelijk maken

Nu controleren agrarische collectieven en de NVWA (Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit) nog de effectiviteit van ANLb per perceel. Ook de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is betrokken bij de uitvoering van het ANLb. Op die manier wordt duidelijk of een boer aanspraak maakt op subsidie voor een passend beheerpakket.
Hoge kosten
‘Dat leidt tot inefficiëntie en hoge kosten, wat de deelnamebereidheid onder boeren vermindert’, schrijven de projectleiders van het proefproject Naar een doelgerichter agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Zeker als het ANLb uitbreidt (Landbouwminister Femke Wiersma heeft daar plannen voor naar de Tweede Kamer gestuurd, red.), loopt de uitvoering tegen capaciteitsproblemen aan.’
Een ander probleem volgens de onderzoekers: de huidige focus op maatregel- en perceelsniveau verhindert een gebiedsgerichte en effectieve aanpak. ‘Dit wordt veroorzaakt door de huidige insteek van het GLB: terwijl het ANLb een leefgebiedsbenadering nastreeft, vinden controle en verantwoording plaats op maatregel- en perceelsniveau. Dit belemmert een integrale aanpak op gebiedsniveau. De huidige manier zorgt ook voor een gebrek aan flexibiliteit. het huidige systeem frustreert ‘lerend beheren’ en laat weinig ruimte over voor experimenten of aanpassingen aan de omstandigheden in het veld, zoals de weersomstandigheden of de aanwezigheid van broedvogels.’
Kaartjes maken
En dus pakte BoerenNatuur zelf de handschoen op om met een andere systematiek te komen. De collectieven ANOG (Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen) en Natuurrijk Limburg gingen aan de slag en kwamen tot habitatscorekaarten per gebied voor open grasland, open akker en dooradering. Er werden letterlijk kaartjes gemaakt van de gebieden, onder meer met satellietbeelden, op basis van bepaalde indicatoren.
‘Het gebruik van de indicatoren met bijbehorende kaartbeelden om de kwaliteit van een gebied te beoordelen, bleek in de praktijk goed toepasbaar’, concluderen de onderzoekers. ‘De kaartbeelden werden gezien als een waardevol hulpmiddel bij het maken een beheerplan, het in kaart brengen van de sterke en zwakke plekken in het gebied, en het bepalen van de geschiktheid van nieuwe gebieden om beheer uit te voeren.’
(Europese) politiek aan zet
Het werken met habitatscorekaarten is onder meer getest in het Limburgse Zouwdal en Geuldal, de polder van Kamperveen (OV) en gebieden in Groningen en Friesland. De ‘scores’ die in de testgebieden voor de afzonderlijke indicatoren waren vastgesteld, kwamen in hoofdlijnen overeen met het beeld dat de gebiedscoördinatoren van het gebied hadden. ‘Dat is winst: op deze manier wordt hun veldkennis ‘geobjectiveerd’’, vinden de onderzoekers.
Volgens de kartrekkers van de proeven is de Europese politiek aan zet, maar kan ook de Nederlandse overheid op de kortere termijn al stappen ondernemen. ‘Op de langere termijn ligt de oplossing in het mogelijk maken van werkbare gebiedsmatige controle en verantwoording in de Europese verordeningen en controlerichtlijnen. Op de kortere termijn kan er al veel worden gewonnen door het invoeren van ‘systeemtoezicht’ in het ANLb, waarbij de overheid veel sterker dan nu gebruikmaakt van gegevens die de collectieven toeleveren en slechtst zeer selectief (op basis van risicoprofielen) zelf veldcontroles uitvoert.’