Minister presenteert contouren nieuwe brede beëindigingsregeling
Wiersma wil gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging mogelijk maken
De minister onderzoekt op dit moment voor welke sectoren de nieuwe brede regeling zinvol is en of gedeeltelijke beëindiging daarbij tot de mogelijkheden behoort. Daarbij wordt gekeken naar de milieudruk, potentiële interesse en de mogelijkheden voor borging van de reductie van emissies op langere termijn.
Het doel van de nieuwe stoppersregeling is het leveren van een bijdrage aan het verlagen van de stikstofemissie, natuurherstel en het realiseren van de klimaatdoelen voor de veehouderij. Een bij-effect is dat ook de druk op de mestmarkt zal afnemen.
Drempelwaarde instellen
De opzet van de nieuwe regeling is dat veel meer boeren mee kunnen doen dan met de huidige Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Lbv met piekbelasting (Lbv-plus). Volgens Wiersma kan op dit moment de helft van alle veehouders uit Nederland nog geen aanspraak maken op de eerder gepubliceerde stoppersregelingen. Om het doelbereik van de regeling te vergroten, vindt de minister het belangrijk dat veehouders die eerder niet mee konden doen, dat nu wel kunnen. Daarom onderzoekt zij een toetredingsdrempel voor ammoniakemissie vanaf een bedrijfslocatie. Dit houdt in dat een veehouder die mee wil doen aan de regeling, boven een bepaald niveau moet zitten om voor de regeling in aanmerking te komen.
Daarbij focust de minister zich op verouderde bedrijven. Dit moet nog wel technisch als juridisch haalbaar en uitvoerbaar zijn. Zo wordt er op dit moment onderzocht of de regeling ‘staatssteunproof’ is en of de opzet van de regeling doelmatig en doeltreffend is.
Vergoeding
Voor het uitkeren van de vergoeding wil de minister vasthouden aan dezelfde systematiek als bij de Lbv-regeling. ‘Mijn insteek is dat deelnemers aan de brede beëindigingsregelingen een vergoeding ontvangen die veehouders de mogelijkheid biedt om op een economisch verantwoorde wijze hun veehouderijactiviteiten te beëindigen.’ Hoeveel geld er per stopper wordt uitgekeerd, is nog niet bekend.
Ook is nog niet duidelijk wat de verwachte opbrengst in de vorm van de afname van ammoniak- en broeikasgasemissie, het aantal productierechten voor varkens en pluimvee en fosfaatrechten voor melkvee en het effect op de mestmarkt gaat zijn. De deelname aan een subsidieregeling is tenslotte vrijwillig. ‘Dat is in dit stadium nog niet te zeggen’, aldus Wiersma.
De opbrengst zal ook afhangen van het totale budget dat wordt vrijgemaakt voor deze regeling. In het hoofdlijnenakkoord is vijf miljard euro uitgetrokken voor de landbouwsector. Hoeveel daarvan voor de stoppersregeling kan worden ingezet, is nog niet bekend. Hierover moet het kabinet nog een besluit nemen.
Stikstofcorrectiefactor toepassen op mest die al in put zit
Verschillende Kamerleden hebben aan landbouwminister Femke Wierma gevraagd of het mogelijk is of de aangepaste stikstofcorrectiefactor op alle mest die op 1 januari 2025 in de put zit, kan worden toegepast.
De minister heeft dit onderzoek uitgevoerd en is op basis hiervan voornemens om, bij de aanpassing van de stikstofexcretieforfaits per 1 januari 2025, die voortvloeit uit de aanpassing van de stikstofcorrectiefactor, de gewijzigde stikstofexcretieforfaits ook van toepassing te laten zijn op de mest die op 1 januari 2025 als beginvoorraad aanwezig is op de boerenbedrijven.