Weidevogel Exit Poll: meer weidevogelnesten, minder vliegvlugge jongen
In de Weidevogel Exit Poll 2024 vroeg de redactie van Onze Weidevogels aan het einde van het weide- en akkervogelseizoen naar de ervaringen. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal gevonden nesten van zeven vogelsoorten dit voorjaar iets groter was dan in vergelijking met 2023. Dat geldt voor de grutto, tureluur, scholekster, kievit, veldleeuwerik en patrijs. Wulpennesten kwamen juist wat minder voor. Regionaal zijn er wel verschillen. In Friesland bijvoorbeeld zag 41 procent van de deelnemers minder nesten van de kievit. Ook vonden ze daar minder nesten van de scholekster en grutto.
Uiteindelijk gaat het erom dat de eieren uitkomen en de vogels vliegvlug worden. Dat is minder goed gelukt. 40 procent van de deelnemers zag minder kuikens groot worden tegen 26 procent die meer vliegvlugge jongen zag. Alleen bij de patrijs zagen evenveel deelnemers aan het onderzoek (33 procent) meer en minder jongen vliegvlug worden. Bij de kievit valt op dat de ervaringen in West- en Noord-Nederland een stuk slechter zijn dan in de zandprovincies. In Oost- en Zuid-Nederland zagen boeren en vrijwilligers evenveel kuikens groot worden.
Ruim de helft (52 procent) beoordeelt 2024 dan ook als een slecht tot matig weidevogelseizoen, tegenover 32 procent die aangaf dat het redelijk goed tot uitstekend is gegaan.
Oorzaken
Gevraagd naar de oorzaken waarom het minder goed is gegaan, wijst driekwart van de boeren en vrijwilligers naar grond- en luchtpredatoren. Soorten als kiekendief, kraaiachten en de vos worden het meest genoemd. Op plek drie staat weersomstandigheden. In de toelichting op de antwoorden komt regelmatig terug dat door de natte omstandigheden veel muizen zijn verdronken, waardoor predatoren zich meer richtten op kuikens.
Simon Spriensma, weidevogelvrijwilliger, drone-pilot en medewerker van Onze Weidevogels: „Het viel mij dit jaar op dat vooral de grutto, één van de vogelsoorten die gebaat is bij percelen met weidevogelbeheerpakketten, vooral werden opgeruimd door kiekendieven en andere luchtpredatoren. De kiekendieven hingen ook veelal boven percelen waar boeren later maaiden.”
De deelnemers die het weidevogelseizoen positiever vinden dan vorig jaar zijn iets minder uitgesproken. Over de weersomstandigheden zijn ze duidelijk. Dat geeft 76 procent aan en daardoor, zo geven vooral vrijwilligers aan, konden boeren later het land op met machines. Dat gaf de vogels de kans om de nesten uit te broeden en kuikens groot te krijgen. Op plek twee staat met 26 procent ‘Minder of beter afgestemde landbouw’ en op plek 3 staat met 24 procent ‘Betere communicatie tussen boer, loonwerker en vrijwilliger’.
Boer versus vrijwilliger
Uit het onderzoek blijkt dat boeren en vrijwilligers in grote lijnen dezelfde ervaringen hebben. Boeren zijn net iets positiever over het aantal gevonden nesten dan vrijwilligers en wildbeheerders. Bij het aantal vliegvlugge jongen zijn de verschillen groter. Alhoewel beide groepen minder kuikens groot zagen worden, zijn vrijwilligers en wildbeheerders daar negatiever over dan boeren.
Verder benoemt 10 procent van de vrijwilligers tegen 1 procent van de boeren de communicatie tussen boer, loonwerker en vrijwilliger als een factor waarom het dit jaar slechter ging dan vorig jaar. Bij landbouwwerkzaamheden is dat 20 procent tegen 7 procent. Vrijwilligers die een beter weidevogelseizoen ervaarden noemen opvallend genoeg ook communicatie als belangrijke factor, waardoor het beter ging. 36 procent van de vrijwilligers gaf dat aan, tegen 19 procent van de boeren.
Onderzoeksopzet
De vragenlijst is eind juni toegestuurd aan boeren, weide- en akkervogelvrijwilligers en wildbeheerders en is 834 keer ingevuld. Daarvan is 64 procent boer, 31 procent vrijwilliger en 5 procent wildbeheerder. In de uitkomsten zijn vrijwilligers en wildbeheerders samengevoegd tot één groep. De meeste deelnemers zijn actief in Friesland (25 procent) en de minste in Limburg (1 procent).