‘Ik zie nog onvoldoende een samenhangende landbouwvisie’
René Klein is sinds mei 2022 trekker van de KPI-systematiek vanuit LNV. „In 2018 kwam toenmalig landbouwminister Carola Schouten met haar kringlooplandbouwvisie: ‘Waardevol en verbonden’. Ik vind het nog steeds een prachtige richting. Laten we landbouw en natuur meer in harmonie met elkaar brengen, inclusief een goed bedrijfseconomisch perspectief voor boeren, tuinders en vissers. Zet boeren meer in hun rol als vakman, vakvrouw door ze met doelsturing meer ruimte te geven voor eigen ondernemerskeuzes. Als je ondernemers nu in hun kracht zet, ze aanmoedigt om te werken aan verduurzaming en ze daarop hun vakmanschap laat loslaten, dan wordt het veel leuker in plaats van dat je allerlei dingen moet doen. Vanuit die visie zijn een paar dingen ontstaan. Onder andere het investeringsprogramma duurzame landbouw (IDL, Nationaal Groenfonds, red.) en het werken in experimenteergebieden. Daarnaast werken we aan een systematiek voor KPI’s. Deze is nog volop in ontwikkeling, maar wordt op kleine schaal al wel toegepast, bijvoorbeeld door provincies en ketenpartijen.”
Wat is de rol van de KPI’s in het verder verduurzamen van de landbouw?
„ls eerste ervoor zorgen dat boeren, overheden, ketenpartijen en gebiedscollectieven één taal op duurzaamheid hanteren. De tweede rol is het borgen van de integrale aanpak, de samenhang tussen alle duurzaamheidsdoelen moeten we actief organiseren. Ook binnen ons ministerie is dat geen vanzelfsprekendheid. De derde rol is dat we met KPI’s de maatschappelijke doelen die we stellen, willen vertalen naar bedrijfsgerichte doelen op het boerenerf. We maken concrete, handzame doelen zodat de boer weet: waar sta ik, waar moet ik naartoe werken en wanneer is het goed genoeg?”
Waarom zijn KPI’s dan het goede middel?
„Toen ik begon had ik ook het idee: KPI’s, dat is toch iets voor de board-rooms. Harde targets halen, heel erg cijfermatig werken. Is dat nou waar we op willen sturen in de landbouwopgaven? Hoe zit het bijvoorbeeld met sociale aspecten? Inmiddels zie ik de systematiek van KPI’s als een hulpmiddel om de verduurzaming van de landbouw inzichtelijk te maken en te versnellen. Sturen op deze versnelling kan op meerdere manieren. Als eerste de preek: uitleg krijgen bij waar ik sta, inzicht geven, informeren. Daar kan al een enorme impuls vanuit gaan, bijvoorbeeld als boeren onderling hun scores gaan vergelijken. Als tweede de wortel: als je goed presteert verdien je een beloning. Met geld, rentevoordeel bij de bank of voorrang bij gronduitgifte. Een set van privileges waar je aanspraak op kunt maken als je goed scoort. Maar als onze inzet is om doelen te halen, dan moet je als derde ook de stok achter de hand hebben voor als dat nodig is. Zoals afrekenen als de milieubelasting te hoog is. In het hoofdlijnenakkoord lijkt daar ook op te worden gehint. Doelsturing betekent meer vrijheid voor de boer, maar geen vrijblijvendheid.”
Het gaat bij de KPI-systematiek om het verder verduurzamen van de landbouw. Maar wie bepaalt wat dat inhoudt? Hoe spreken we dat af?
„Volgens mij is de kracht van de KPI’s dat we tot hele concrete doelen komen op bedrijfsniveau. Geen vage doelen, want die kunnen we niet meten. Die doelen worden voor een deel bepaald door de afspraken die we hebben gemaakt in Europa over klimaat of het gebruik van gewasbeschermings-middelen. En sectoren en ketenpartijen hebben hun eigen doelen geformuleerd. We hebben een onderzoeksgroep aangesteld (KPI-kennisconsortium) die ons helpt die zeg maar hoog over doelen te vertalen naar bedrijfsniveau volgens een wetenschappelijk onderbouwde methode. Voor ons als overheid is er ook huiswerk: hoe komen we nu zélf tot doelformulering die voldoende smart is om te worden vertaald naar bedrijfsniveau. Daarbij kijk ik natuurlijk naar het hoofdlijnenakkoord van de vier coalitiepartijen.”
Maar in het hoofdlijnenakkoord staat wel klip en klaar dat er meer doelsturing moet komen.
„Dat klopt. En het is belangrijk dat we die doelsturing blijven koppelen aan de duurzaamheidsambities. In het regeerakkoord, dat de verdere uitwerking is van het hoofdlijnenakkoord, zal daar meer duidelijkheid over moeten komen.”
Wat is dan de zeggingskracht van BoerenKPI? Wie of wat zorgt ervoor dat het ook daadwerkelijk uitgevoerd en ingevoerd gaat worden?
„Er zit al enorm veel energie en aandacht voor KPI’s bij ketenpartijen en andere overheden. Die hebben dit systeem ontdekt, werken er al mee en zeggen: dit is een manier om te sturen op duurzaamheid. Als rijksoverheid sluiten we daarbij aan, maar leggen daar wel een paar zaken bij. Zoals het borgen van een integrale aanpak. En dat we als het nodig is ook naar instrumenten moeten kijken die juist ontmoedigen. En dat we nog goede afspraken moeten maken over een goede data-infrastructuur met elkaar. Dat geldt ook voor de besturing, de governance van de KPI-systematiek. Met veel enthousiasme wordt er van alles gestart, maar als dit op grote schaal en structureel wordt geïmplementeerd, dan moeten we een goede besturing afspreken met elkaar.”
Maar nogmaals: hoe gaan jullie ervoor zorgen dat het ook echt uitgevoerd gaat worden?
„Wat we nodig hebben is een gedragen samenhangende visie met een realistisch plan voor de toekomst van de landbouw en het voedselsysteem in Nederland. De richtinggevende LNV-visie ‘Waardevol en verbonden’ en het NPLG (Nationaal Programma Landelijk Gebied, red.) zijn daarin belangrijke bouwstenen. Ook de KPI-systematiek en meer doelsturing in de landbouw passen daar perfect bij. Dat samenhangende plan zie ik op dit moment nog onvoldoende. Al biedt het hoofdlijnenakkoord gelukkig wel mooie aanknopingspunten voor doelsturing met KPI’s.”
Maar alle middelen voor het NPLG-programma zijn geschrapt zo blijkt uit het hoofdlijnenakkoord!
„Nu de toekomst van het NPLG onduidelijk is, is het inderdaad de vraag wat er gebeurt met de landelijke uitrol van het gebiedsgerichte werken aan natuur, water en klimaat.”
Hangt de KPI-systematiek daarmee niet aan een zijden draadje?
„Dat hoeft niet! Kijk naar wat er op kleinere schaal al gebeurt! Ik zie prachtige voorbeelden van boeren, ketenpartijen en gebiedscollectieven die werken aan duurzaamheidsopgaven met KPI’s. Die initiatieven bestonden al ruim voordat het NPLG werd uitgevonden. Dat in hun eigen gebied, helemaal op hun eigen manier, aanpakken, onderzoeken, in studiegroepen bespreken en daar ook voor beloond worden. Er gaat enorm veel kracht en voorbeeldwerking uit van deze mooie initiatieven, dat is wat mij gemotiveerd houdt.”
Een belangrijk aspect die je noemde is de beheersstructuur, governance. Hoe werken jullie daar aan?
“Ik heb Wouter de Jong (geassocieerd partner bij Boerenverstand, red) gevraagd dat proces te begeleiden. We hebben daarbij hulp gevraagd van bureau Berenschot ons te adviseren op de besturing van de KPI-systematiek. Rondom vier thema’s: de governance-structuur, dus hoe richten we het in? Wat is de governance rondom data; wat voor soort afspraken moeten we daarvoor maken? Zijn er ook afspraken nodig rond de vraag hoe we de KPI-systematiek gaan gebruiken, toepassen? Dat kan dus gaan over de preek, wortel en stok. En als vierde: hoe gaan we dit betalen? Na de zomer komen ze met hun advies.”
Volgens Wouter de Jong werkt de KPI-systematiek alleen als de overheid voor 100% doelsturing gaat. Hoe zie jij dat?
„Doelsturing bijvoorbeeld rond het mestbeleid, tegen de achtergrond van hoe Europa daar naar kijkt, is echt nog ver weg. Het is niet realistisch om te verwachten dat je daar op korte termijn allerlei maatregelen rondom middelsturing kunt loslaten. Ik verwacht dat we de komende jaren zeker nog met een combinatie van middel- en doelsturing zullen gaan werken. Dat is niet ideaal, maar we kunnen best succesvol de KPI-systematiek uitrollen terwijl er op sommige beleidsterreinen nog middelsturing is. Als overheid gaan we meer de doelen centraal stellen, gaan we beter kijken of we die doelen halen. Maar als je weet dat je bepaalde doelen beter met middelsturing kunt halen, moeten we dat dan overboord gooien? Ik vind dat nog wel het onderzoeken waard. Doelsturing kan namelijk ook leiden tot meer keuzestress en wennen aan de nieuwe ruimte die ontstaat voor boeren. Er zijn veel maatregelen om vrij uit te kiezen, wanneer is het goed? Voor sommige boeren is dit een uitkomst, anderen zullen aan die vrijheid moeten wennen. Een veilige leeromgeving en investeren in dat nieuwe vakmanschap kan hier uitkomst bieden.
Wanneer heeft de overheid er vertrouwen in dat via doelsturing vanuit KPI’s, de duurzaamheidsdoelen worden gehaald?
„De relatie tussen duurzaamheidsprestaties van boeren en doelbereik is niet eenvoudig te leggen. Bij doelen waar een getal aan is gekoppeld, zoals bij klimaat is dat nog redelijk te doen maar bijvoorbeeld bij biodiversiteit en waterkwaliteit is dat een stuk lastiger. Er zijn veel externe factoren die ook meebepalen of een doel wordt gehaald. Welk deel is dan precies toe te rekenen aan de boer? Aanvullend onderzoek naar bewijslast of het aannemelijk maken van de impact van KPI’s is daarom nodig.”
Voor juristen is het woord aannemelijk niet genoeg!
„De hele filosofie van doelsturing is: zet de boer in z’n kracht bij het sturen op de doelen. Geef meer vertrouwen aan de sector, aan de boeren die het werk doen. In plaats van dat je je systeem baseert op wantrouwen. En ik denk dat je dat vertrouwen voor een deel kunt organiseren. Als je systemen inzet van certificering: jullie krijgen als groep boeren de ruimte om het zelf te gaan organiseren . Houdt in je eigen gecertificeerde systeem goed bij hoe je je prestaties haalt en beloningen uitkeert. De rol van ons als overheid is dan het doen van audits. Net zoals dat is gebeurd bij de gecertificeerde collectieven voor agrarisch natuurbeheer of rondom het terugbrengen van het antibioticagebruik in de veehouderij. Waarbij de KPI DierDagDosering is gedefinieerd en de governance is geregeld in de onafhankelijke Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDA). Dat is een mooi voorbeeld hoe je met elkaar vertrouwen kunt organiseren.”
Wat betekent de KPI-systematiek voor de beloning van boeren die duurzaamheidsstappen zetten?
„Als eerste willen we met KPI’s een beweging op gang brengen die boeren gaat helpen hun impact op het milieu (water, bodem, lucht) op orde te krijgen. Maar boeren hebben ook een enorme betekenis voor allerlei maatschappelijke diensten. Zoals leefgebied voor planten en dieren, een mooi en toegankelijk landschap. Noem het maatschappelijke groenblauwe diensten. Dat zijn bij uitstek structureel te financieren diensten. Ik vind dat we als overheid publieke diensten die boeren leveren ook structureel moeten betalen. In het hoofdlijnenakkoord wordt dit ook erkend en gewaardeerd door structureel €500 miljoen te bestemmen voor het agrarisch natuurbeheer. Een mooie opsteker voor de mensen die daar met veel toewijding aan bijdragen.”
Boeren kunnen lekker duurzaam bezig zijn met hulp van KPI’s. Maar als de consument dat niet ook financieel beloont, dus meer gaat betalen, dan is die duurzaamheid geen lang leven beschoren.
„We kunnen met de KPI-systematiek niet de gehele veranderopgave in de landbouw op onze schouders nemen. Dat wil ik ook niet pretenderen. Maar wat ik wel zeg is dat als duurzaamheid een stevige en zichtbare plek heeft binnen het bedrijf, ik me kan voorstellen dat er andere condities gelden voor zo’n bedrijf. Ze gaat bijvoorbeeld zuiniger om me allerlei hulpstoffen. Je gaat veel efficiënter om met je nutriënten. Daarmee bespaar je veel geld. Als het je lukt om in die duurzame stand te komen, ga je ook veel meer kijken naar hergebruik en sluit je beter aan bij natuurlijke processen door bijvoorbeeld goed te zorgen voor een gezonde en weerbare bodem . De natuur wordt weer als bedrijfspartner ingezet. Uiteindelijk krijgt ‘duurzaam verdienen’, want ik snap ook heel goed dat er een goede boterham moet worden verdiend, een centrale plek in de agrarische bedrijfsvoering.”
Tekst: Rochus Kingmans
Beeld: Josien Kapma