‘Minder stikstof in maïs levert vaak geen lagere opbrengst op’
Gezien de natte omstandigheden van dit voorjaar kunnen veel maïstelers later dan gebruikelijk het land op om te bemesten. Daarom is het wellicht verstandig om minder drijfmest uit te rijden dan normaal, maar wel met de optimale emissiearme techniek. Dat adviseert Herman Krebbers, die betrokken is bij het project ‘Bemest op z’n Best’. „Ik raad maïstelers nu aan om voor het zaaien niet meer dan 30 kuub rundveedrijfmest per hectare uit te rijden, wat ongeveer 60 procent is van de totale stikstofgift. In juni kun je dan nog beslissen op basis van een BijmestMonitor via DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, SB) hoeveel extra stikstof je kunt bijmesten. Vaak houd je dan nog wat stikstof over uit de drijfmest, wat je beter kunt gebruiken op het grasland.”
Krebbers adviseert boeren om monsters te nemen van zowel de mest als de bodem. De hoeveelheid stikstof in de drijfmest kan namelijk sterk variëren, afhankelijk van factoren zoals de samenstelling van het rantsoen en de diersoort. Bovendien leveren een goede bodem en vanggewas veel na.
Rijenbemesting verrassend goed
Volgens Krebbers kan maïs prima groeien met iets minder stikstof, zoals blijkt uit demovelden in Overijssel en Flevoland, en uit POP3-projecten en het DAW-demoveld in Elsoo (FR) van de Samenwerking vorig jaar. Daar werden percelen in het voorjaar bemest met 40, 45 en 50 kuub drijfmest. Tussen deze percelen waren stroken van 32 rijen maïs waarop 60 procent van de totale drijfmestgift werd gegeven.
Op basis van de BijmestMonitor werd extra stikstof gegeven met een spaakwiel of een schoffelcombinatie voor onderzaai en bijbemesting. De stroken, verdeeld in 8 rijen maïs, kregen een hoeveelheid stikstof die gelijk was aan het advies, of 40 kilo meer of minder dan de totale stikstofgift. Uit opbrengstonderzoek van deze stroken in het najaar bleek dat de stroken waar 40 kilo minder stikstof was bijbemest, dezelfde droge stofopbrengst hadden als de stroken waar volgens de norm was bemest. Uit de proeven bleek dat de opbrengst per gegeven kilo stikstof varieerde van 80 tot 200 kilo droge stof. Volgens Krebbers kwam met name rijenbemesting van drijfmest er in Elsloo verrassend goed uit.
„Zoveel bemesten van maïs levert dus niet altijd een hogere opbrengst op. Wanneer je het goed doet, heb je aan het einde van het jaar ook geen overschot aan nitraatstikstof meer in de grond.” Het is ook essentieel voor een goede maïsopbrengst dat fosfaat en kali in de bodem in balans zijn. „Daarom wordt in de Achterhoek bijbemest met een stikstof-kali-meststof in de zomer.”
Opbrengstmetingen
Voor een goede bemesting is het volgens Krebbers ook belangrijk om bij het bijmesten in het voorjaar rekening te houden met het weer. „Bijbemesten is niet verstandig wanneer het droog is of langere tijd droog weer wordt voorspeld, waardoor de verwachte opbrengst niet gehaald gaat worden. De bemesting komt dan niet meer beschikbaar voor een hogere opbrengst.”
De mechanisatiespecialist adviseert om opbrengstmetingen te doen om verschillen in opbrengst vast te stellen. „Het is soms moeilijk om met het blote oog verschil in opbrengst te zien. Boeren overschatten de opbrengst vaak. Ze denken dat er 45 tot 50 ton maïs per hectare staat, terwijl opbrengstmetingen aantonen dat het eigenlijk 40 ton is.”
Maïstelers kunnen met eenvoudige middelen de opbrengst van hun percelen meten, aldus Krebbers. „Maai twee meter maïs uit een rij. Tel de planten en meet het gewicht van de kolven. Je kunt eventueel ook de maïs drogen om het drogestofpercentage vast te stellen. Met deze gegevens heb je al een goede indicatie van de opbrengst.”